Fokkerijen met mensen gerund door de SS?
In 1958, als Bertholds boek uitkomt, circuleren er in Duitsland al geruime tijd geruchten over Lebensborn, een organisatie die Heinrich Himmler in 1935 stichtte en die zowat overal in het Derde Rijk vestigingen had. Er is op dat moment weinig over dat project bekend. Discretie en anonimiteit waren basisregels bij Lebensborn en de SS heeft er op het einde van de oorlog alles aan gedaan om alle documenten die er verband mee hielden, te vernietigen.
Strikte geheimhouding heeft echter vaak tot gevolg dat er allerhande speculaties en roddels ontstaan. Omtrent Lebensborn was dat niet anders. Lebensborn, zo wordt verteld, zou niets anders geweest zijn dan een netwerk van stoeterijen waar Himmler zorgvuldig geselecteerde Arische vrouwen aan SS’ers koppelde, met de expliciete bedoeling om voor nageslacht te zorgen. Niet zomaar nakomelingen, maar superkinderen, gesproten uit ouders van het beste Germaanse bloed. Een nieuwe elite van jonge supermensen van het beste ras, die later over de wereld zouden heersen.
Een van de eersten die een dergelijk verhaal de wereld in heeft gestuurd, is Hildegard Trutz. Al in 1946 vertelt zij in een interview aan de Duitse journalist Louis Hagen hoe zij in 1936 werd uitverkoren om deel te nemen aan het Lebensbornproject. Trutz was als tiener gefascineerd door Hitler en het nazisme. Op haar dertiende was ze een overtuigd lid van de BDM, waar ze opviel door haar enthousiasme, haar idealisme en ook door haar schoonheid. Met haar lange benen, blonde haren en blauwe ogen was ze het voorbeeld van de ideale Arische vrouw. ‘Ik had brede heupen en een bekken dat ideaal was om kinderen te baren,’ vertelt ze over zichzelf.
In de propagandabrochures die ze graag leest, heeft ze bovendien geleerd dat Duitsland meer kinderen nodig heeft – gezonde Arische jongens en meisjes, kinderen van het goede ras – om de toekomst van het Reich veilig te stellen. Dus wil ze op haar achttiende, na haar middelbare school, maar al te graag haar figuurlijke steentje bijdragen door haar Führer, die zij aanbidt, een kind te schenken. Zo komt ze terecht bij Lebensborn, waar ze een resem medische onderzoeken moet ondergaan, waar haar stamboom tot in de details wordt uitgespit en waar haar levenswandel en die van haar familie grondig worden
onderzocht. Er mag immers geen druppeltje Joods bloed door haar aderen stromen en in de familie mogen geen gevallen voorkomen van erfelijke ziekten, alcoholisme of zwakzinnigheid.
Trutz raakt zonder enig probleem door de selectie en wordt naar een prachtig oud slot ‘ergens in Beieren’ gestuurd. Daar wordt ze bij aankomst nogmaals grondig onderzocht door een SS-arts. Die laat haar na het onderzoek een document ondertekenen waarin ze verklaart haar baby af te staan na de geboorte, dat haar kind eigendom zal zijn van de Staat en dat het zal worden opgevoed tot een goede nazi in daartoe bestemde speciale scholen.
In dat kasteel in Beieren verblijven nog veertig andere meisjes. ‘Het was er heerlijk,’ vertelt Trutz, ‘nergens heb ik beter gegeten, we moesten er geen klap doen en we werden er door het personeel op onze wenken bediend.’ Vrij snel na haar aankomst worden Trutz en de andere meisjes voorgesteld aan een clubje SS’ers. ‘Het waren stuk voor stuk zeer grote en gespierde mannen met blond haar en blauwe ogen,’ geniet Trutz tien jaar na de feiten nog na. ‘We hadden een fijne tijd samen, we speelden spelletjes, deden samen aan sport en keken films in de cinema van het kasteel. Na een weekje moest elk meisje
één man uit het groepje kiezen. We mochten echter niet meteen met elkaar slapen maar we moesten wachten tot de tiende dag na het begin van onze menstruatie.’ Ze voegt er nog aan toe dat ze, toen het dan eindelijk zover was, bijzonder opgewonden was. Niet zozeer voor het onbekende, of uit lust, maar omdat nu het grote moment was gekomen dat ze haar plicht tegenover volk, Führer en vaderland kon vervullen. Trutz en haar uitverkorene mogen driemaal met elkaar slapen. Daarna krijgt haar favoriete SS’er een andere opdracht: hij moet een kind verwekken bij een van de andere meisjes.
Tot haar grote vreugde is Trutz meteen zwanger. Het is geen gemakkelijke bevalling maar toch krijgt ze geen pijnstilling, want ‘dat is enkel iets voor de vrouwen uit de gedegenereerde westelijke democratieën,’ zegt ze fier. Na de geboorte geeft ze haar kind – een zoontje – twee weken lang de borst. Daarna komen de verpleegsters het bij haar weghalen. Ze zal er nooit meer iets van horen. Ook de vader van het kind is voorgoed uit haar leven verdwenen.
Een ander verhaal is dat van Peter Neumann, een SS-officier van wie in 1958 de memoires verschijnen, eerst in een Franse versie en onmiddellijk daarna in een Engelse vertaling. Het is een van de eerste werken over het leven bij de SS en het is vooral bekend omwille van de realistische manier waarop Neumann de gevechten en moordpartijen aan het oostfront beschrijft. Wat ons hier echter vooral interesseert zijn de pagina’s die hij wijdt aan zijn dienstperiode als ‘dekhengst’ in een van de Lebensborntehuizen.
Neumann vertelt hoe hij bij het hoofd van de medische dienst van de SS wordt geroepen en daar te horen krijgt dat hij vanwege zijn keurige Arische stamboom is uitverkoren voor een speciale opdracht. De arts legt hem uit dat het volstrekt normaal is om de beste dieren van de soort met elkaar te laten paren om zo tot een verbetering van het ras te komen. Maar jammer genoeg is de maatschappij er nog niet rijp voor om dit principe ook op de mens toe te passen. Voor Neumann, die een eed van absolute gehoorzaamheid heeft afgelegd, is dit een bevel als een ander en dus vertrekt hij enkele dagen later samen met vier andere uitverkoren Ariërs naar een kliniek in het Rothaargebergte.
Daar worden de mannen ‘losgelaten’ op de meisjes die er verblijven. Vooral ene Liselotte, net als Hildegard Trutz een lid van de BDM, valt bij hem in de smaak. Even twijfelen ze aan de deugdzaamheid van wat ze doen maar ten slotte komen ze samen tot het besef dat ze hun lichaam niet verkopen. Neen, ze schenken het aan Duitsland, dat is toch iets heel anders. Zes nachten mogen ze met elkaar doorbrengen. Nadien vertrekt Neumann terug naar het front. Liselotte bevalt van een zoon.
Het is niet eenvoudig om in bovenstaande verhalen het onderscheid tussen feit en fictie te maken. Tot op heden verwijzen journalisten, auteurs en zelfs academici die zich over de geschiedenis van Lebensborn buigen naar de hallucinante onthullingen van zowel Trutz als Neumann. Daarbij maken ze systematisch het nodige voorbehoud maar eigenlijk durft niemand te beweren dat het compleet onmogelijk is dat dergelijke gevallen zich ooit – al was het maar één keer – hebben voorgedaan.
Vooral het verhaal van Neumann is problematisch. Zijn beschrijving van de instelling waar hij zijn nobele opdracht moet vervullen, rammelt aan alle kanten. Vandaag weten we dat een Lebensborninrichting er helemaal niet uitzag en niet functioneerde zoals hij het vertelt. Bovendien is het vreemd dat een Duitser zijn memoires laat vertalen in het Engels en in het Frans, maar die niet in zijn moedertaal uitgeeft. Wikipedia geeft daarvoor als verklaring dat de vertaler van Neumanns memoires, de Fransman Gaston-Claude Petitjean- Darville, alias Claude Rank, eigenlijk de echte auteur is. Neumann zou dus nooit hebben bestaan.
Het zegt iets over het gebrek aan belangstelling voor het Lebensbornverhaal dat er gedurende enkele decennia in academische kringen heerste. Het eerste degelijke en goed gedocumenteerde boek dat over de materie verschijnt, komt niet van een Duitse auteur maar van een Frans journalistenechtpaar, Marc Hillel en Clarissa Henry. Zij zijn als eersten in de archieven gedoken en hebben getuigen opgespoord en geïnterviewd. Hun bevindingen hebben zij in 1974 gebundeld in een goed gedocumenteerd en toch vlot leesbaar boek en in een spraakmakende filmreportage. Boek en film dragen de naam Au nom de la race [In de naam van het ras].
Het is dan nog tien jaar wachten eer de Duitse historicus Georg Lilienthal de eerste wetenschappelijke studie, Der ‘Lebensborn e.V.’, ein Instrument nationalsozialistischer Rassenpolitik, publiceert.
Lilienthal, en alle andere wetenschappers na hem, tonen aan dat Lebensborn zeer eenvoudig gestart is als een organisatie van kraamklinieken en crèches waar de partners van SS’ers in alle rust en vrede konden bevallen en waar zorg werd gedragen voor hun kinderen. De doelgroep waarvoor Lebensborn bijzondere aandacht had, bestond uit ongehuwde moeders. Himmler wou immers niet dat het sperma van zijn elitekorps verloren zou gaan en daarom wou hij met Lebensborn de zwangere vriendinnetjes, de maîtresses en de losse scharrels van zijn manschappen een plek bieden waar ze anoniem en in het grootste geheim hun baby op de wereld konden zetten. Als ze dat wensten, konden die vrouwen hun kind daar zelfs achterlaten. Kinderloze SS-families zouden ze wel adopteren en opvoeden tot goede nazi’s.