Leesfragment: Het wordt spectaculair. Beloofd - Zita Theunynck

Het wordt spectaculair. Beloofd vertelt aan de hand van drieëntwintig brieven het verhaal van Leonard en Anna. Lees hier de eerste pagina's van Zita Theunyncks debuutroman.


Het wordt spectaculair. Beloofd
Zita Theunynck

ISBN: 9789460015595
Prijs: €20,00


Dit is het verhaal van twee mensen.

Het is een liefdesverhaal. En het is er geen.


VANDAAG
5 oktober, 13.34u.

‘Alleen spijt
komt te laat.’
Ik bedoel dat
letterlijk zo:
enkel en alleen spijt
komt écht te laat.
Bussen, treinen, je
allereerste echte orgasme,
mensen, de spaghetti
bolognese die je anderhalf
uur geleden besteld hebt:
het zijn geen van alle dingen waar je
een leven lang van wakker ligt. Van
spijt wel. Van alle dingen des levens is spijt
het enige dat werkelijk té laat kan komen. Verder
is te laat komen nooit zo dramatisch als het lijkt.

 

En toch.

 

Het spijt me,
want net wanneer jij met een zachte schok in slaap valt, schokt ook de trein zachtjes. Hij schokt, omdat hij vertraagt. Hij vertraagt, omdat hij zo meteen gaat aankomen op jouw bestemming. Montpellier.
     Enkele mensen rondom jou maken zich klaar om af te stappen.
Jij niet. Want jij slaapt. Je slaapt zoals mensen dat in de films doen. Je hoofd lichtjes schuin. Je haar als een wilde kroon rond je gezicht. Je ogen neergeslagen. (Ik wist niet dat mensen zo mooi konden slapen, tot ik het jou twee maanden geleden voor het eerst zag doen. Je bent er exceptioneel goed in.) Net nog was je aan het lezen, tot je ogen slag na slag langer dicht bleven tot ze niet meer opengingen.
     Je slaapt. Eindelijk. Anna, waar dacht je aan, al die uren dat je daar in bed op je zij lag? Je blik gericht op het raam met gordijnen die je niet meer sloot.
     Je slaapt. Verdomme. Het is niet dat ik je hem niet toewens, deze slaap. Mensen moeten slapen. Dat is onvermijdelijk. Dat weet ik. Alleen, waarom wint de vermoeidheid net nu het gevecht dat zich al enkele nachten afspeelt? Waarom moet je net nu in slaap vallen?
     Het spijt me.
     Je hebt je armen om je zwarte lederen tasje geklemd. Hoe je zelfs in je slaap je meest kostbare spullen beschermt, denkt
de oude man tegenover je. Weet hij veel. Hij kijkt hoe je wimpers je gezicht zachtjes strelen telkens als je uitademt. Hij kijkt je indringend aan, maar hij maakt je niet wakker. Hij neemt zijn spullen en stapt af.
     Je opent je ogen pas wanneer de wagon zich al gevuld heeft met nieuwe gezichten. Doorheen het raam herken je de neuzen, monden en ogen van de mensen die net nog bij je op de trein zaten. De oude man. De mooie vrouw met het lange, donkerbruine haar en haar baby, toen op haar schoot, nu in de armen van een lachende man. Ze staan op het perron. Sommigen zijn geborgen in iemands armen, anderen zijn snel op weg naar de uitgang. Allemaal zijn ze afgestapt. Behalve jij. De paniek schiet in je ogen.
     Je springt op. Je gooit je sjaal om je hals, grabbelt naar je koffer en je jas. Je loopt de wagon uit. De trein zou normaal al vertrokken zijn, maar een jonge vrouw zorgt voor vertraging. Ze heeft moeite om de grote kinderwagen over de smalle treden van de trein te heffen. De conducteur glimlacht en helpt geduldig. En terwijl deze jonge vrouw de laatste trede opklimt, stap jij uit. Je springt op het perron.
     Je hebt geluk, denk je.
     Daar sta je met een kloppend hart en rode wangen op het perron in Montpellier.
     Ik vloek.
     Het spijt me zo.

+++

Terwijl jij op het perron staat te bekomen van je vlucht uit de trein en de trein weer op kruissnelheid raakt, ziet de oude vrouw het plots liggen op het tafeltje naast haar: jouw boek.
     Anna-Maria is haar naam, dat weet jij ook. De oude vrouw stelde zich deze ochtend zo aan je voor, waarop jij je als ‘Gewoon Anna’ voorstelde en Anna-Maria luid begon te giechelen. Anna-Maria is drieëntachtig. Ze is op weg naar haar jeugdliefde. Ik zie je denken dat deze oude vrouw meer toekomst heeft dan jij.

Het spijt me zo, dat je dit denkt, want Anna, er ligt voor jou nog zoveel in het verschiet.

Maar daar gaat het nu niet om. Het gaat om het boek dat op het tafeltje ligt dat net nog jouw tafeltje was. Anna-Maria neemt het op en kijkt rond. Niemand heeft oog voor haar. Ze slaat het boek op de eerste pagina open: de titelpagina, ook gekend als de snelst omgedraaide pagina in de geschiedenis van omgedraaide pagina’s (ik heb het zelf vaak genoeg gedaan). Veel valt er niet te lezen op die titelpagina. Toch blijft Anna-Maria er hangen.
     Anna, ik kan je niet vertellen waarom ze stilstaat op deze pagina: ik stoot hier op de grenzen van mijn almacht. Misschien is het de naam die in de rechterbovenhoek van de pagina geschreven staat? Misschien is het de titel die haar aandacht grijpt? Never Let Me Go. Of is het de naam van de auteur die haar doet nadenken? Ze probeert die misschien uit te spreken in haar hoofd? ‘Kazuo. Isch-i-goe-ro.’ Het is dan ook geen gemakkelijke naam. In ieder geval, ik kan het je niet vertellen, want ik weet het niet. Ik kan alleen vaststellen dat er iets is dat haar tegenhoudt om de pagina in een seconde om te slaan, zoals mensen die boeken lezen dat meestal doen. Wat ik wel weet, is dat de naam die bovenaan rechts in de hoek geschreven staat, mijn naam is: Leonard De Laet.
     Niet veel later is het moment voorbij, want het boek neemt Anna-Maria mee naar een andere plek: pagina 235 om precies te zijn. Niet met enige intentie natuurlijk, want die hebben boeken niet. Het boek neemt Anna-Maria mee naar pagina 235, simpelweg omdat er op die plek een dikke envelop zit. Anna-Maria neemt de envelop in haar handen.

+++

Ondertussen sta jij nog altijd op het perron in die Franse stad. Niet in de armen van een aantrekkelijke of onaantrekkelijke man of vrouw. Ook niet haastig op weg naar de uitgang.
     Je staat eenzaam op het lege perron. Je koffer niet in je hand, maar naast je op de grond. Tranen stromen over je wangen. Langzaam. Zo langzaam dat je ze kan tellen.
     Je breekt. Voor het eerst, sinds ik weet niet wanneer. Je hebt nog geen traan gelaten. Tot nu. Het zijn stille tranen. Ze maken geen geluid. Ze vloeien gewoon. Alsof ze niet willen opvallen. ‘Niets aan de hand. Wij houden ons hier in stilte bezig,’ lijken ze te zwijgen. Ze lopen van je ogen naar je lippen, over je bleekwitte huid naar je mooie, kleine borsten. Ze belanden niet op een schouder. Ze worden niet zorgvuldig weggeveegd door liefkozende handen. Ze zijn in het geheel niet het onderwerp van iemands aandacht. Ze verdwijnen onopgemerkt achter dat witte T-shirt. Het is allemaal zo manifest oneerlijk.
     Zijn tranen niet bedoeld om opgemerkt te worden?
     Het spijt me zo.
     Het spijt me van dat klote boek, van die klote trein, van het waanzinnige verdriet dat als een slechte bodylotion over je hele lijf is uitgesmeerd, van nog veel meer.
     Anna, ik had zo gehoopt dat je niet zou wenen.
     Je huilt en blijft staan. Moederziel alleen op dat verrekte perron.
De snoepautomaat bevat enkel nog een suikerwafel met chocolade. Jij houdt niet van suikerwafels met chocolade. Niets gaat zoals het hoort.

+++

De envelop past perfect in Anna-Maria’s handen. Ze wikt en weegt hem. Ze keert hem om. En nog een keer. En nog een keer. Zoals pokerspelers dat doen met hun chips. Anna-Maria duwt de envelop open aan de bovenkant en ze kijkt heel even binnenin. Meer niet. Dan steekt ze hem terug op pagina 235 en legt het boek opzij. Ze kijkt naar buiten. Langs haar glijden ellenlange graanvelden voorbij. Rijzige cipressen in lange rijen kondigen de komst van een kasteel of buitenhuis aan. Ze kijkt, maar ziet niet. Ze denkt aan het meisje dat net nog naast haar zat. Een uur gaat voorbij. De trein raast verder, Anna-Maria raast mee. Ik kan je niet vertellen wat ze denkt. Ik kan je enkel vertellen wat ze doet. En dat is opnieuw teleurstellend. Ze staart onafgebroken naar het boek dat voor haar ligt en verder niets.


+++

En jij, Anna, staat daar nog altijd doodstil op het perron. Op exact dezelfde vier klinkers waar je eerder stond. Het is alsof je omsloten bent door vier muren: alsof je geen kant op kan. Ik wil je zeggen: ‘Je kan nog zoveel kanten op. De wereld ligt aan je voeten.’ Vroeger vond ik die uitdrukking maar niets, vandaag zie ik dat anders. Het is een eersteklas uitdrukking. Je kan er niets tegen inbrengen. De wereld ligt letterlijk aan onze voeten. Ook aan onze hoofden, natuurlijk, maar dat is een filosofische discussie. Praktisch gezien ligt er heel wat wereld aan jouw voeten op dit moment. En jij kan die gewoon ontdekken door een stap te zetten. Meer is niet nodig.
     Lieve Anna, zet de stap. Toe.
     Je denkt misschien dat je mij nodig hebt om die stap te zetten, maar dat is niet zo. En als ik je dat heb doen geloven, dan is dat verkeerd. Ik wilde je enkel doen geloven dat je die stap kon zetten. Ik ga zo meteen ook stoppen met zeggen dat ‘het me spijt’, niet omdat het me niet meer spijt, maar omdat het niets bijdraagt. Omdat al die sorry’s en het spijt me’s niets veranderen aan de situatie.
     Fok, het spijt me.


Meer leesfragmenten

Leesfragment: We worden er niet jonger op - Michel Follet

We worden er niet jonger op is het vervolg van het in 2021 verschenen relaas Wanneer zien we u terug? over twee eigenzinnige negentigplussers in een woonzorgcentrum. Veel lezers herkenden zich in de petites histoires vol tragiek en humor. Nooit zwaarmoedig, wel realistisch en vaak onverbloemd. Lees hier het voorwoord van het nieuwste boek van Michel Follet.

Lees meer »

Leesfragment: De Panter praat - Guinevere Claeys & Johan Faes

Adriaan Raemdonck is een pionier in de kunstwereld. Hij heeft het beroep ‘galerist’ zichtbaarder gemaakt, vocht voor de rechten van kunstenaars en speelde als voorzitter van de Federation of Art Galleries ook op Europees vlak een voortrekkersrol. Zijn galerie De Zwarte Panter is de langst bestaande van het land en beschikt over een levendig archief van de twintigste-eeuwse schilderkunst in België. In De Panter praat dienen twaalf postulaten als emblemen om vijftig jaar kunstgeschiedenis te markeren. Lees hier het eerste hoofdstuk.

Lees meer »

Leesfragment: Tir Arthur - Erik Vlaminck

In Tir Arthur worden we geconfronteerd met Arthur Van Hooylandt, een van de hoofdpersonages uit Suikerspin. Vijftien jaar later baat Arthur een schietbarak uit op de kermis en is hij nog steeds wie hij was: een egocentrische bullebak die alles en iedereen in het vizier neemt. Tot hij op een keerpunt belandt…

Lees meer »