Leesfragment: De aanpassingen - Toon Van Mierlo

Begin oktober verscheen De aanpassingen, een onheilspellende toekomstroman over vandaag. Lees hier het eerste hoofdstuk van de nieuwe roman van Toon Van Mierlo.


De aanpassingen
Toon Van Mierlo

ISBN: 9789464340549
Prijs: €21,99


1

 

De blinkende man vroeg aan mijn moeder of ze kinderen had. Ik was toen nog maar vier aan het worden, en keek naar de tegels. Het waren geen mooie tegels.
      Nee, zei mijn moeder, terwijl ik gewoon naast haar zat. Ik had cola met een rietje gekregen. En jij, vroeg ze aan de blinkende man. Hij speelde met de kettingen rond zijn hals. Nee, bedankt, zei hij. Ik zou ze toch maar vergokken.
      Mijn moeder lachte en ging met haar vinger op en neer door het spleetje van haar borsten. De blinkende man smakte op een stukje kaas. Hij had er mosterd opgedaan. Dat is een smaak die niet voor kinderen is, zoals bier en witloof en koffie en groene olijven, maar ik lust al wel zwarte olijven.
      En wie is dat dan? vroeg hij. Hij wees naar mij.
      Dat? Zat vanmorgen in de brievenbus. Er stond niet eens een naam op.

 

Mijn naam is Casper. Toen was ik dus vier aan het worden en begon ik de eerste keer na te denken over weglopen. Als je klein bent, gaat dat niet, want je kan nog niet lezen. Dat is nodig voor de wegwijzers. Anders geraak je niet ver of loop je in cirkeltjes. Ik kan nu ook al zwemmen voor als we water moeten oversteken. Mijn vader is klankman bij de televisie. Dat is een belangrijke taak, zegt hij, want wat zou je aan een televisieprogramma hebben zonder geluid? Ik moet Nickelodeon wel altijd stiller zetten van hem. Mijn vriend Kas heeft een koptelefoon. Wij zijn Casper en Kas van dezelfde klas. 1C bij juf Lola. Lola Cola Friet met Mayonaise, dat is een liedje dat wij zingen. Kas wilde samen met mij weglopen. Het is goed om een ijsje te eten voor je gaat slapen, zei Henk. Van zoete dingen krijg je zoete dromen.
      Soms kan ik niet slapen omdat ik moet denken aan dingen die niet leuk zijn en dan krijg ik die dingen niet uit mijn hoofd, ook niet door aan niks te denken. Dat zegt mijn vader altijd: denk dan aan niks. Wie kan er nu aan niks denken? Ik niet. Als ik aan niks denk, denk ik dubbel zo hard en kan ik helemaal niet slapen.

 

Iedereen heeft een moeder. Kas ook, en twee grote broers erbij en een zus. De grootste broer heet Wiktor met een w. De grootvader van Kas komt uit Polen. Zijn andere broer is ook al meer dan een kop groter, hij heet Jakob. Kas zegt soms Neekop tegen hem om te lachen, maar dan krijgt hij slaag. Zijn zus heet Octavia zoals een Skoda, het is een tweelingzus, zij en Kas zijn op dezelfde dag geboren, en allebei ’s avonds. Wij zitten nu nog maar in het eerste studiejaar. Ook als je geen moeder meer hebt, heb je eigenlijk nog een moeder, want zonder moeder kan je niet bestaan.


In het eerste leerjaar leer je alles wat je moet kunnen om weg te lopen. We hadden afgesproken om aan de school te vertrekken, daar wisten ze toch niet dat we gingen weglopen, dus het was niet verdacht dat ik op de speelplaats kwam, ze dachten zeker dat ik gewoon naar school kwam zoals op de andere maandagen. Ik kon daar ook onopvallend met Kas
overleggen, want hij is mijn beste vriend. Kas wandelt altijd met Octavia naar school, maar op de speelplaats praten ze niet met elkaar. Ik praat altijd met Kas op de speelplaats, dat is niet verdacht.
      Mijn moeder is van Telenet, en onze computer ook. Ik heb een emailadres gekregen toen ik naar het eerste leerjaar ging:
karatestinkdier@telenet.be. Ik mocht de naam zelf kiezen, maar er moest wel telenet.be bijstaan. Een karatestinkdier heeft dubbele wapens: hij vergast zijn vijanden terwijl hij ze doodstampt. Mijn moeder heeft ook een koptelefoon op haar werk, zegt ze. Bij Henk had ik ook een koptelefoon. Eigenlijk wil mijn moeder een actrice zijn. Ze wilde in Nederland voor actrice gaan studeren, maar ze heeft mijn vader ontmoet en dan ben ik geboren en het was gedaan met acteren.

 

Sommige kinderen hebben geen ouders meer door de oorlog en dan kunnen ze zelf mee gaan helpen met de oorlog. Zij mogen dan kindsoldaat worden. Als je wegloopt, ben je ook een soort wees. Dus dan kan je ook kindsoldaat worden.
      Mijn moeder zegt soms dat ze dood wil. Maar bij haar gaat het altijd over. De week voor we weg zijn gelopen, woonde ik bij mijn moeder. Mijn vader en moeder doen co-ouderschap, dan moeten ze geen ruzie maken en word ik eerlijk verdeeld. Dan heb je twee huizen, zegt iedereen, maar je kan niet in twee huizen tegelijk wonen, dus moet ik elke week verwisselen. Het kan ook niet anders, want ik ben hun enige kind, en ze kunnen mij moeilijk in twee snijden. Als ze meer kinderen hadden, konden ze ons gewoon verdelen: de meisjes bij de meisjes en de jongens bij de jongens. Als ik de week bij mijn moeder heb gehad, dan brengt zij me op maandagochtend nog naar school en als de laatste bel is gegaan komt mijn vader me halen en blijf ik daar voor de rest van de week. Hij komt bijna altijd als laatste van de ouders om mij af te halen, ik zit dan in de nabewaking en mag daar tekenen of puzzelen of met autootjes spelen. Er zijn puzzels van 100 stukken. Ik mag niet weg voor hij me komt halen, ik ken alle puzzels al, je moet met de hoeken beginnen en dan met de stukken met een platte kant de randen maken en dan alles vanbinnen. Saai, ik zit op het einde gewoon op een stoel bij de deur, wachten duurt langer als je stilzit, zegt de juf. Vervelen is
voor dommeriken, zegt mijn vader. De dag dat ik wegliep, heeft hij zelf eens mogen wachten.
      Mijn ouders zijn gescheiden, omdat ze duidelijk niet meer verliefd waren. Octavia denkt dat ik verliefd ben op haar, door een briefje in haar pennenzak, maar dat had ik niet gedaan, ik weet bijna zeker dat Dries daar achter zat en hij heeft mijn naam erop gezet en nu zegt Dries dat hij met Octavia gaat trouwen. Ik geloof er niks van, Kas zegt dat Octavia nooit met Dries zal trouwen, en hij kan het weten want tweelingen kennen elkaar vanbinnen en vanbuiten. Ik ben eerlijk gezegd wel op haar verliefd, maar dat weet nog niemand, ik ga het pas zeggen als ik tien jaar ben, nu is nog te vroeg.
      In China zijn scheten en boeren beleefd, maar daar moeten de kinderen in de fabriek werken, zegt mijn vader. Dat zien Kas en ik niet zitten. Wij worden dan liever kindsoldaat. Je kan oefenen om te vechten op de computer. Als het school is, mag ik een uur oefenen, in het weekend veel meer. Als ik maar geen lawaai maak.

 

Ik had een afscheidsbriefje geschreven voor mijn moeder:
              Mama ik dagt dat jij van mij haude maar ik hat het mis.
              van casper
              en bemoej je met je ijgen zaken begrepen

 

Ik had het ’s morgens stiekem op haar kussen gelegd terwijl ze koffie dronk, dan zou ze het pas later zien, als ze ’s avonds laat weer naar bed ging, en wist ze meteen ook wat er aan de hand was. Ik kon er voor mijn vader geen schrijven want ik had hem de hele week niet gezien en ik wist niet waar ik dat moest leggen en hij zou toch zien dat ik er niet was als hij me kwam afhalen.
      Mijn schoolboeken had ik uit mijn rugzak gezwierd, over de muur in de tuin van de buurman van mijn moeder. Zijn tuin is alleen maar onkruid en netels en wild gras, en de buurman is een dikzak. Als mijn bal over de muur is gegaan, geeft hij hem wel terug, maar dan trekt hij aan mijn oren. Als ik hem tegenkom met mijn geweer schiet ik gaten in zijn vet.

 

Ik mocht niet bij de scouts van mijn moeder. Kas zit bij de scouts. Ik ga niet elke zondag om negen uur opstaan omdat jij naar de scouts moet, zegt ze, ik kan al zo weinig uitslapen.
      Ik had mijn survival al gemaakt de avond voor we zijn weggelopen. Ik kon toch niet slapen en mijn moeder zat in bad. Survival is alles wat je moet weten en moet hebben om weg te lopen en om kindsoldaat te worden. Chocolade, kauwgom, onopvallende kleren (dus zeker geen schooluniform), katapult, papier om boodschappervliegtuigen te maken, nietjesmachine en een dikke stift, camouflage, pyjama, zeep. Ik had samen met Kas op voorhand alles uitgekozen. Tandenborstel en tandpasta heb ik er ook nog bijgedaan. Normaal moest ik woensdag naar de tandarts.
      Ik weet ook al wat een condoom is.
      De meeste kindsoldaten wonen in Afrika. Wapens krijgen we ginder. Die hebben we nodig om vijanden te kidnappen, en om ons tegen de leeuwen te beschermen. Tijgers zijn er niet in Afrika. Olifanten wel natuurlijk, en giraffes en nijlpaarden, maar die eten geen vlees. Nijlpaarden doen wel stormlopen, en olifanten kunnen stampvoeten. De knieën van een giraffe zitten meer dan twee meter hoog. Uniformen zullen ze ons natuurlijk ook geven, zoals op school, maar dan in legerkleuren. De milities verschuilen zich in de jungle. Een militie is zoals een klas, misschien komen Kas en ik wel in militie 1C, zoals de klas van juf Lola. Ik weet niet of er ook speeltijd is.
      Mijn moeder leest nooit voor als ik ga slapen. Actrices kunnen goed voorlezen, maar zij doet het niet graag en soms heeft ze ook migraine. Dat is sterke hoofdpijn die aanvalt, dan kan je bijna niets meer doen, zeker niet voorlezen. Dan kruipt ze in bed en mag er geen lampje aan. Mijn vader las vroeger soms een verhaaltje voor van de berenjacht, maar dat doet hij niet meer. Nu ik in het eerste zit kan ik zelf lezen. Ik mag van hem zo lang lezen als ik wil in mijn bed, als ik maar blijf liggen en stil ben. Hij heeft eens gezegd dat hij een nieuwe tv zou kopen, dan mocht ik de oude op mijn kamer zetten als ik flink was. Ik zou liever een laptop hebben, met internet. De broer van Kas heeft een laptop, maar daar mag Kas bijna niet naar kijken. Zijn broer zit daar zelf altijd op.
      Strategische boodschappen worden opgeschreven in geheimschrift. Daar kan je dan een vliegtuig van vouwen en dat naar je kameraden gooien. Als je speeksel op de vleugels doet, kan je het vliegtuig besturen. Van kauwgom krijg je veel speeksel.

 

Mijn moeder had beloofd dat ik mee mocht naar het containerpark vorig weekend, maar ze was het vergeten. Mijn vader neemt me soms mee naar de zoo. In het echt zijn pinguïns veel properder, door het ijswater. Ik wilde eigenlijk pas weglopen aan het einde van het eerste leerjaar, maar ik was boos voor het containerpark, daarom zijn we al vroeger vertrokken. Ik kan goed genoeg lezen en het is al zomeruur, dus waarom niet, geen probleem als het zo zit. De opleiding zal wel een maand duren. Onze uitrusting is meer dan alleen een uniform. We krijgen ook legerschoenen met stalen tip, een helm, haken om in bomen te klimmen, een net om onder te slapen, messen en vuurwapens. Iedereen zal wel een eigen geweer hebben, en de bazooka’s moeten we delen met elkaar, in een beurtrol.
      Ik had mijn moeder nog een kans gegeven om mij mee te nemen naar het containerpark. Je moet altijd doen wat je belooft, heb ik gezegd, anders moet je niks beloven, en het was mijn fout niet dat Franky niet kon komen. Mijn moeder zei dat ik ook altijd van alles beloof dat ik niet doe: mijn bord leegeten, zonder zeuren naar bed, niks tegen mijn vader zeggen over Franky. Maar ik vind dat ze naar zichzelf moet kijken, ik ben nog maar een kind, ik weet nog niet wat ik mag beloven en wat niet, en hoe moet ik het anders leren? Zij is al bijna dertig, als ze nu nog niet weet wanneer ze naar het containerpark zal gaan en wanneer niet, dat is niet meer normaal, vind ik. Ik was het toch ook niet vergeten, en ik ben nog geen zeven jaar. Toen ik vroeg of we nu gingen vertrekken, zei ze dat het te laat was. Het containerpark is tot vier uur open, en het was nog maar twee uur. Ik kan ook al klok lezen. Ze begon te roepen dat ik erover moest ophouden want dat het zonder Franky niet ging, en anders zou ze mij eens
naar het containerpark brengen en in de bak voor ongewenste kinderen gooien. Ik heb niks meer gezegd, maar ik dacht: dan loop ik wel weg. Kas krijgt soms een pak slaag van zijn broer. We hebben eens zijn fifa verstopt zonder dat hij het wist. De grote broer van Kas spijbelt ook voor het klimaat, maar het heeft nog niet veel uitgehaald.

 

Kas wilde eerst niet meegaan toen ik zei dat ik al wilde vertrekken, omdat we hadden afgesproken dat we pas op het einde van het schooljaar zouden gaan, maar ik heb gezegd dat het dan superwarm is in Afrika en nu alleen nog maar warm zoals onze zomer en dan kunnen we beter wennen aan de opwarming van de aarde. En als we dan toch weg gingen lopen, waarom zouden we dan wachten. Dan misten we de grote vakantie, nu alleen maar de paasvakantie. We zijn gewoon langs de poort terug naar buiten gelopen. Hoe simpeler een plan is, hoe groter de kans dat het lukt. Ons plan om weg te lopen was: de hoek om, straat door, naar rechts, de kerk binnen, en dan op weg naar Afrika.
      Ik beeld me altijd in hoe iets gaat zijn als ik weet dat het gaat gebeuren, en dat is altijd verschillend van hoe het dan in het echt is. Bijvoorbeeld toen we met de klas gingen picknicken en allemaal iets lekkers en gezonds om te eten moesten meenemen, beeldde ik me in dat we allemaal samen naar een plein zouden gaan met grote picknickdekens en eenden
in de buurt, maar het regende en we bleven gewoon in de klas. Of toen ik voor de eerste keer naar de zoo ging, had ik me ingebeeld dat alle dieren door elkaar zouden lopen over bergen en door rivieren, maar het was helemaal anders en toch fijn.
      De kerk moet altijd open zijn voor de arme mensen. We zijn met school al naar de mis geweest, maar wij krijgen nog geen hostie omdat we onze communie pas doen in het tweede leerjaar. Kas heeft al eens een hostie gekregen van zijn broer, het plakt een beetje maar het is wel lekker. Mijn vader zegt dat hij niet in God gelooft, maar ik ben wel gedoopt. Dat was voor opa en oma, zegt mijn moeder, maar nu geloof ik dus wel in God en kan ik volgend jaar mijn communie doen. Tegen dan zullen we al lang terug zijn. Ik zou mijn eigen communiefeest niet willen missen.
      De kerk was toch gesloten, misschien waren er geen arme mensen op maandag, maar achter de kerk waren struiken en daar kon niemand ons zien. Kas stond op de uitkijk en ik kon me rustig omkleden. Het plan was nog altijd goed. Op school mogen we alleen blauw dragen, dus we moesten andere kleuren aandoen zodat mensen niet konden zien dat we van een school waren. Er was wel een probleem: Kas had zijn andere kleren en zijn survival natuurlijk nog niet bij, want ik had pas net gezegd dat we nu al gingen weglopen. We moesten dus eerst nog terug naar het huis van Kas voor we konden vertrekken, maar als ik al was gekleed als gewoon kind kon hij achter mij aan sluipen en zich snel verstoppen tussen de auto’s als er iemand aankwam, of de politie. Niemand mocht hem herkennen.
      We moesten toch nog naar de winkel van Anthony, en dat is dicht bij het huis van Kas. Hij mag daar al alleen heen om sigaretten te kopen voor zijn vader, en een zakje chips voor zichzelf als beloning. Ketchupchips zijn de lekkerste. Of Hula
Hoops. Of Skittles, maar dat is geen chips. Skittles zijn zoals M&M’s, maar zonder chocola of noten. Kas en Anthony zijn vrienden, en Anthony heeft in Afrika gewoond, dus we gingen bij hem vragen in welke richting iemand moet vertrekken
als hij naar Afrika wil. Dan wisten we al links of rechts en zouden we verder de wegwijzers kunnen volgen. Je moet eerst gaan biechten voor je je communie mag doen.
      Ik heb een wedstrijd met de duiven. Als ik een duif raak met mijn katapult, krijg ik een punt. Als het mis is, krijgen de duiven een punt. De duiven staan voor, maar ik ben nog aan het leren met de katapult. Goeie tip: eerst wat oud brood strooien en wachten tot ze met meer zijn.

 

De moeilijkste hindernis op weg naar Kas was de grote baan. Ik mag daar niet alleen oversteken, maar ik kan dat wel. Ik mag ook nog niet alleen naar school fietsen, mijn moeder rijdt altijd mee, voor de grote baan. Mijn vader brengt me met de auto. Voor ons was het gevaarlijk omdat er veel mensen zijn die het schooluniform van Kas zouden kunnen herkennen. Hij moest wachten tussen twee auto’s tot er geen mensen te dichtbij waren. Ik was al overgestoken, eigenlijk is dat een makkie als je ogen in je kop hebt. Kas zat te wachten tot ik gebaarde dat hij mocht oversteken, en dan waren we niet meer zo ver van zijn huis.
      Er stonden wegwijzers langs de grote baan, en opeens zag ik een wegwijzer met veel kleuren en daar stond op: Fiesta Afrika. We waren dus al op de goede weg. Ik keek naar Kas en wees naar de wegwijzer, en toen stak hij zomaar over. Ik dacht even dat hij zou blijven vliegen, maar hij kwam met een plof van zijn lijf en een krak van zijn kop neer in het midden van de grote baan. De auto slipte met veel lawaai tegen een andere auto die langs de kant stond.
      Er liepen allemaal mensen naar Kas. Ik kon niet blijven wachten. Als je je handen voor je houdt met je duimen tegen elkaar, dan is links de kant waar je hand een L maakt. De L van links. Afrika was naar links volgens de pijl, net als de winkel van Anthony. Dat was te verwachten.
      Hij was nog niet open omdat het een nachtwinkel is. Nachtwinkels zijn ook overdag open, maar niet om negen uur. Anthony moet ook acht uur kunnen slapen, anders wordt hij ziek. Kinderen moeten tien uur per nacht slapen, zegt mijn vader, daarom moet ik om acht uur al naar bed en om zeven uur opstaan. Acht plus zeven is vijftien en acht min zeven is een maar van acht uur tot zeven uur is toch elf uur. Ik moet ook mijn tanden poetsen, pyjama aandoen, naar het toilet gaan, een beker water op mijn nachtkastje zetten om ’s nachts te kunnen drinken, en mijn pandaknuffel op zijn plaats leggen en mijn knuffel die op een alien lijkt en mijn zachte auto met claxon en mijn kussen drie keer omdraaien en ik kan zelf een verhaaltje lezen, zo ben je al snel een uur kwijt en dat is dan tien.
      Mijn moeder moet op tijd vertrekken, omdat iedereen Telenet nodig heeft op zijn werk dus het internet moet klaar zijn voordat de mensen gaan werken. Ik ken het internet ook al goed.
      Er zijn zestig minuten in een uur, vierentwintig uren in een dag en 365 dagen in een jaar dat geen schrikkeljaar is. Van acht uur tot zeven uur is dertien uur maar dertien uur is ook een uur ’s middags. Ik had 84 procent voor rekenen. Kas had 79 procent, dat is eigenlijk ook al heel goed.
      Ik wilde bij Anthony nog een Sprite kopen, dat is de lekkerste frisdrank, en een mens kan maar negen uur zonder te drinken, behalve als hij slaapt. Ik had nog geen drinken in mijn survival, maar ik kon niet wachten tot Anthony zijn winkel open ging. Er waren auto’s gebotst door Kas zijn schuld, dus de politie zou hem ondervragen. Ze mogen kinderen nog niet in de gevangenis opsluiten maar wel ondervragen. Dan kloppen ze op tafel en schijnen met een bureaulamp in je ogen tot je begint te wenen en dan krijg je een cola om je te troosten en dat is het moment waarop een andere politieagent nog eens vraagt wat ze willen weten, maar dan lief, en dan praat je je mond voorbij. Kindsoldaten leren ook folteren, maar alleen in noodgevallen, als de vijand bijvoorbeeld een vrouw heeft verstopt en niet wil zeggen waar en misschien heeft ze maar zuurstof voor drie uur of geen drinken.
      Ik moest dan maar Sprite gaan kopen in een andere winkel. Mijn moeder had zwart geld bij haar kousen liggen. In de nachtwinkel kan je met zwart geld betalen, van de andere winkels wist ik het niet, maar in de Carrefour ging het gelukkig ook.


Meer leesfragmenten

Leesfragment: We worden er niet jonger op - Michel Follet

We worden er niet jonger op is het vervolg van het in 2021 verschenen relaas Wanneer zien we u terug? over twee eigenzinnige negentigplussers in een woonzorgcentrum. Veel lezers herkenden zich in de petites histoires vol tragiek en humor. Nooit zwaarmoedig, wel realistisch en vaak onverbloemd. Lees hier het voorwoord van het nieuwste boek van Michel Follet.

Lees meer »

Leesfragment: De Panter praat - Guinevere Claeys & Johan Faes

Adriaan Raemdonck is een pionier in de kunstwereld. Hij heeft het beroep ‘galerist’ zichtbaarder gemaakt, vocht voor de rechten van kunstenaars en speelde als voorzitter van de Federation of Art Galleries ook op Europees vlak een voortrekkersrol. Zijn galerie De Zwarte Panter is de langst bestaande van het land en beschikt over een levendig archief van de twintigste-eeuwse schilderkunst in België. In De Panter praat dienen twaalf postulaten als emblemen om vijftig jaar kunstgeschiedenis te markeren. Lees hier het eerste hoofdstuk.

Lees meer »

Leesfragment: Tir Arthur - Erik Vlaminck

In Tir Arthur worden we geconfronteerd met Arthur Van Hooylandt, een van de hoofdpersonages uit Suikerspin. Vijftien jaar later baat Arthur een schietbarak uit op de kermis en is hij nog steeds wie hij was: een egocentrische bullebak die alles en iedereen in het vizier neemt. Tot hij op een keerpunt belandt…

Lees meer »