Overlijdensbericht Bart Plouvier

Gepubliceerd op 6 januari 2022 om 10:01

Bart Plouvier (Bart Van Schaeren, Mortsel °1951), Vlaams dichter, auteur en reisjournalist, is woensdag 26 december onverwachts overleden. Zijn meermaals bekroonde, zeer gevarieerde oeuvre bevat romans, theaterteksten, verhalenbundel, reisimpressies, journalistieke bijdragen en poëzie. Afgelopen jaar verscheen bij Uitgeverij Vrijdag zijn laatste dichtbundel De zon regent koperen spijkers. We moeten afscheid nemen van een zeer eigen stem en unieke persoonlijkheid in de letteren.

Hieronder kunt u de afscheidswoorden lezen van uitgever Rudy Vanschoonbeek.

Afscheid van Bart Plouvier

Dames, juffrouwen, heren,

Bart Van Schaeren was véél.

Hij was

Zoon.
Vader.
Broer.
Partner.
Grootvader.
Kok.
Matroos.
Restauranthouder.
Muzikant.
Schrijver.

Pluvier betekent steltvogel, regenfluiter.
Pluviereieren zijn een delicatesse.
Liefde voor de natuur en intens van het leven genieten, kortom.

Ik publiceerde in 1990 zijn tweede boek, de verhalenbundel Uit het meer. Afgelopen najaar verscheen zijn laatste dichtbundel: De zon regent koperen spijkers. Zijn bijna veertigste boek.

Bart Plouvier heeft zich aanhoudend mogen verheugen in achtingsvolle weerklank, zijn werk is altijd behoorlijk goed verkocht en meermaals bekroond.
Constant was de waardering voor zijn zwierige, gulle, gulzige stijl.

De Standaard omschreef die als volgt:

"Hoe smerig het vertelde vaak ook is, Plouviers taal maakt de trieste lelijkheid minder vunzig, hij maakt de troosteloze realiteit mooier, juist omdat hij er met zoveel aandacht zoveel woorden aan vuil maakt".

Bart was ook reisverhalenschrijver, die talloze reportages schreef voor Weekend Knack, de Volkskrant, Grande, De Standaard, Gazet van Antwerpen en UIT-Magazine.

Al zijn teksten ademden weemoed en melancholie, doordesemd met een tragikomisch parfum waarmee hij mensen en dingen observeerde en weldadig naar zijn literaire hand zette.

Vele zielen droeg Bart in zijn borst, zo ondervond ik tijdens onze lange, zij het niet altijd even evidente vriendschap. Zo is er zijn zwak voor de herpetologie: hij koesterde zijn schildpadden en schreef regelmatig over die fascinerende wezens.

En zo herinner ik me levendig hoe ik met hem in zijn stamkroeg belandde waar onze toogpraat warempel ging behoren tot de inboedel van het dorpscafé ’t Hoekske dat hij zo treffend portretteerde in zijn roman Het Gelag.

Zo is er ook zijn camaraderie met kunstbroeders zoals Wannes Van de Velde, Wigbert Van Lierde, Kris De Bruyne, Jean-Marie Berckmans, Ferre Grignard of Luc Boudens. Ik zie en hoor hem nog zeemansliederen zingen in zijn restaurant Durmedal op een zondagmiddag die maar bleef duren.

Het heeft evenwel niet eindeloos mogen blijven duren. Wat ons rest, zijn de onuitwisbare herinneringen. En zijn teksten, zoals dit gedicht:

 

Zomerwandeling

Ik loop langs de stroom,
de zon regent koperen spijkers,
pint mij vast op ’t asfalt op de dijk.
ik roep, alleen de vogels reageren:
in de top van een kastanjeboom
tussen ’t slib en in een eik
langs de floue rand van ’t bos.
Pas als het koper koud en water wordt,
kom ik langzaam los.

 

Rudy Vanschoonbeek
6/1/2022