Leesfragment: Koude Oorlogsbuit - Charles Ducal

Charles Ducal werpt in Koude Oorlogsbuit een kritische blik op het begrip ‘totalitarisme’. Onder die vlag worden communisme en nazisme doorgaans gelijkgeschakeld als twee even verfoeilijke extremen. Die overtuiging is in de loop der jaren rotsvast gaan staan. Maar archieven storen zich niet aan overtuigingen, ook niet als die onwrikbaar lijken. De auteur confronteert een aantal bestsellers over het Stalintijdperk, en in het bijzonder de visie van Hannah Arendt over dit onderwerp, met wat archiefstudie de laatste decennia aan het licht heeft gebracht. En dat is behoorlijk verrassend. Zoals u zal merken.


Koude Oorlogsbuit
Charles Ducal

ISBN: 9789464341638
Prijs: €29,95


Woord vooraf

‘Hier klopt iets niet.’ Dat was het gevoel waarop ik mezelf regelmatig betrapte bij het lezen van een aantal boeken en artikels over de Sovjet-Unie in de periode tussen de twee wereldoorlogen. Terwijl het moest kloppen. Aangezien iedereen zei dat het klopte, dat het wel degelijk klopte. Dat er geen twijfel mogelijk was.

Mijn reactie heeft ongetwijfeld te maken met het verleden, met de tijd waarin ik als twintigjarige communistische krantjes verkocht in collegezalen en aan studentenrestaurants en heilig geloofde in de revolutie en de vijf koppen die daartoe de weg wezen – Marx, Engels, Lenin, Stalin en Mao. Ik weet dat ik daardoor minder makkelijk meega met de communis opinio over Stalin en Mao, ook al is die, na de onthullingen van Solzjenitsyn en Jung Chang, voor zo goed als iedereen de evidentie zelf geworden. We leerden toentertijd, tijdens onze prille inwijding in het marxisme, dat je ‘alles altijd in zijn juiste kader moet zien’. Daar waren we heel sterk in. Zo sterk dat we uiteindelijk alleen het kader nog zagen en niet wat zich daarbinnen afspeelde.

Ik ken mensen die genoeg hebben aan één boek of één documentaire om zich een oordeel te vormen. En dat is begrijpelijk. Eén getuigenis, één biografie, bijvoorbeeld van een kampbewoner of een vervolgde schrijver, zegt menselijk gesproken zoveel meer over hoe de realiteit werd ervaren dan kille cijfers, rapporten en andere archiefbronnen. Vanuit dat gezichtspunt roept de vlotheid waarmee doodvonnissen werden uitgesproken, deportaties beslist en arrestaties bevolen een spontane afschuw op die de vraag naar het waarom en waardoor overbodig lijkt te maken en de enkele stem die vervolgens een ‘ja, maar...’ mompelt, immoreel doet klinken. Afschuw is een emotionele reactie die wijst op empathie en medeleven. Je discussieert er niet mee. Dat
toch doen, lijkt algauw op harteloosheid en ideologisch fanatisme. Je gaat, na het lezen van Het boek der kampen, ook niet redetwisten over het waarom van Auschwitz of je afvragen of het allemaal wel klopt.

Niettemin staan getuigenissen en feiten altijd in een kader. Een boek over Stalin bijvoorbeeld kan tientallen en tientallen hartverscheurende getuigenissen bevatten. Ook al is er geen enkele reden om te twijfelen aan hun oprechtheid, er is altijd ook een auteur die ze in een kader plaatst, bijvoorbeeld de voorstelling dat Stalin net zo’n monster was als Hitler. Wie, uit afschuw over het lot van de hongerdoden in de dorpen, de willekeurig gearresteerden en gefolterden en de naar de kampen verbannen ongelukkigen, dat kader als even evident aanneemt als de getuigenissen zelf, kijkt alleen door de ogen van de slachtoffers. Dat is begrijpelijk, maar houdt het risico in dat de lezer zich blind een bepaalde voorstelling van de politieke en historische
context laat aansmeren. Niets garandeert dat die voorstelling strookt met de waarheid. Maar die heeft haar rechten.

Het lijdt geen twijfel dat iemand die een historische periode heeft leren kennen aan de hand van boeken als Les questions du léninisme of De geschiedenis van de KPSU (Bolsjewiki), vooral moet leren de geschiedenis door de ogen van de slachtoffers te lezen en zich ten volle bewust te worden van het menselijk leed achter de feiten. Maar dat betekent niet dat je kritiekloos het politiek en historisch kader moet overnemen waarin dat leed doorgaans wordt geplaatst.

Want er klopt iets niet.


Inleiding

We zitten op café en bespreken de wereldproblemen. ‘Dus,’ zegt de vriend op een gegeven ogenblik, ‘ben jij voorstander van een verlichte dictatuur?’ Want in het voorgaande halfuur lag de democratie onder het ontleedmes en er bleef niet veel meer van over dan arrivisme, sclerose, corruptie, verborgen agenda’s, gelobby, ellebogen, draaideuren, trollenlegers, lethargie, buikgevoelens en massamanipulatie. Maar dictatuur? ‘Nee nee, natuurlijk niet, je moet de zieke niet afmaken, je moet hem weer gezond maken.’ Aha. ‘En hoe ga je dat doen?’ Een moeilijke vraag, maar een die niet alleen op café, maar in elke ministerraad, in elk parlement, bestuur, redactielokaal of partijsecretariaat regelmatig aan de orde zou moeten zijn. We verlaten daarom het café en spoeden ons naar de bibliotheek.

‘Begin maar bij de A van Arendt,’ zegt de Autodidact, die ik in de boekengangen tegen het lijf loop. Hij dweept met haar en hij is lang niet de enige, want Arendt is, vooral in progressieve middens, in. ‘Zij is het naar wie ik op zoek ben,’ zegt hij, ‘want de politieke visie die zij in haar geschriften heeft ontwikkeld, is een genadeloze doorlichting van ons politiek stelsel. En geen betere inleiding tot die visie dan die van Dirk De Schutter en Remi Peeters in Hannah Arendt – Politiek Denker.’ Een prima tip, zo zal blijken. Ik doe het werk van de twee auteurs onrecht aan door het in enkele regels proberen samen te vatten, maar denk toch de essentie als volgt te vatten: democratie betekent dat mensen als gelijken en in vrijheid samenkomen in de politieke ruimte om meningen uit te wisselen, te debatteren over wat hun te doen staat, terug te keren op wat er geweest is, kortom te overleggen hoe ze willen samenleven. Voor Arendt is het pas in de politiek dat mensen hun menszijn ten volle kunnen ontplooien doordat ze met elkaar in contact komen in een gemeenschappelijke zorg voor de wereld en zich niet afzonderen in een louter nastreven van groeps- of eigenbelang. De publieke wereld die op die manier ontstaat, vertegenwoordigt met andere woorden het algemeen belang.

Dit algemeen belang mag niemand zich toe-eigenen. Arendt maakt, om dat helder te stellen, een onderscheid tussen heerschappij en macht. In tegenstelling tot heerschappij, het (zo nodig met geweld) opleggen van de wil aan wie men overheerst, brengt macht mensen als gelijken bijeen. Macht dwingt geen gehoorzaamheid af, maar gebruikt het woord om te overtuigen, en zoekt naar gedeelde meningen. Ze is geen vaststaand en onveranderlijk iets, maar iets wat voortdurend ontstaat en verdwijnt in het politieke proces van overleg en samen handelen. Dit impliceert dat macht en vrijheid samen horen. Vrijheid,
iets heel anders in Arendts visie dan ‘doen waar je zin in hebt’ of ‘met rust gelaten worden’, betekent actief kunnen participeren op het publieke forum. Macht wordt dus geboren uit vrijheid en heeft geen ander doel dan de open politieke ruimte waaraan ze is ontsproten veilig te stellen. Uiteraard heeft de politieke ruimte ook nood aan duurzaamheid, aan een blijvende cohesie, wil ze niet aan de vrijheid en onvoorspelbaarheid van het samen spreken en handelen ten onder gaan. Hier voert Arendt het begrip ‘belofte’ in, het zich vrijwillig binden aan een verdrag of contract. Zo’n verdrag is de grondwet. Die legt de spelregels vast van de macht en het toekomstig samenleven. Ze heft de vrijheid en pluraliteit in de politieke ruimte dus niet op, maar waarborgt ze juist door ze een duurzame vorm te geven. Duurzaam betekent dat de ‘belofte’ zich uitstrekt van het verleden over het heden
naar de toekomst en dat impliceert dat die ‘belofte’ gezag heeft over de generaties heen.

Democratie is voor Arendt geen kwestie van om de zoveel jaar naar de stembus trekken om het politieke over te laten aan gekozen vertegenwoordigers. Iedere burger die tot de politieke gemeenschap behoort, dient ‘aan politiek te doen’, in die zin dat hij of zij medeverantwoordelijk is voor de richting die het samenleven uitgaat. Het is in de politiek dat rechten worden gegeven, behoed of afgebroken. Zonder rechten is een menswaardig leven onmogelijk. Daarom, zegt Arendt, is het meest fundamentele mensenrecht ‘het recht rechten te hebben’, wat wil zeggen: ‘het recht te behoren tot een of andere vorm van georganiseerde
gemeenschap’. Mensenrechten zijn dus niet aangeboren en onvervreemdbaar, maar gebonden aan een politieke status. Wordt de mens daarvan beroofd, dan krijgt hij het lot van de sans-papiers, die de facto uit de gemeenschap zijn gestoten. Wie, zoals Arendt, politiek opvat als samen zorg dragen voor de wereld kan het zich niet permitteren weg te zakken in onverschilligheid, moedeloosheid of cynisme als hij merkt dat de politieke ruimte wordt ingeperkt, gecorrumpeerd of overgeleverd aan privébelangen en leidt tot uitsluiting en mensonwaardige toestanden.

Waar heeft het politiek denken van Hannah Arendt ons intussen gebracht? Bij een schitterend ideaal. Kinderen gaan naar school en worden daar opgevoed tot mondige, bewust participerende en kritische burgers. Politiek is een kwestie van discussie en overleg om de best mogelijke samenlevingsvorm te creëren en te behouden. Alle besluiten worden in het licht daarvan gewogen, het licht van grondwetsartikel 23 bijvoorbeeld: ‘Ieder heeft het recht een menswaardig leven te leiden.’ De media zijn uiteraard onafhankelijk, informeren op grond van waarheidsliefde en eerbied voor de feiten en zijn een forum voor debat en discussie, met als uitgangspunt het algemeen belang. Organiseren de burgers zich om mensonwaardige toestanden of mankementen in het beleid aan te klagen, dan beheersen die thema’s zowel het nieuws als de politieke agenda. Daarom staan momenteel voor het beleid de strijd tegen armoede, racisme en de opwarming van de aarde centraal. Slagen de politici er niet in deze problemen geloofwaardig aan te pakken, dan is het zeker dat zij niet opnieuw verkozen worden.

Zou het? Heeft zelfs maar een schuchtere benadering van dit ideaal in de werkelijkheid ooit bestaan of gaat het hier louter om een filosofische constructie, die de reële mensen en hun reële samenleving op die manier een spiegel voorhoudt? Arendts voorbeelden in de concrete werkelijkheid zijn de Griekse polis, de Romeinse civitas en het Mayflower Compact, dat de Engelse kolonisten in 1620 afsloten vooraleer ze een voet zetten op Amerikaanse bodem en dat de beginselen formuleerde van de op te richten gemeenschap van gelijke en vrije burgers. Goed, er waren ook rechteloze vrouwen en slaven, uit te moorden inheemse volken en menselijke koopwaar uit Afrika, maar binnen de grenzen van de afgebakende politieke ruimte ontwikkelden zich schoolvoorbeelden van echte democratie. Zelf vond ik het beste voorbeeld van een ‘Arendtiaanse’ democratie op Cuba, vijftien
jaar geleden, toen ik er op studiereis was met een gezelschap uit de onderwijswereld. Een boude bewering, ik besef het, want een eenpartijstelsel en geen vrije pers. Niettemin: er was meer burgerschap in de zin van actieve participatie in de politieke ruimte en daardoor een geloofwaardigere trapsgewijze vertegenwoordiging van onderuit, meer ruimte voor burgerinitiatief, minder lethargie, meer collectieve verantwoordelijkheid, kortom meer basisdemocratie. Zo ervoer ik het en ik was niet de enige. Arendt zelf zou het ongetwijfeld gloeiend oneens met ons zijn gezien het ‘totalitaire’ karakter van de Cubaanse staat en natuurlijk kan een studiereis makkelijk worden weggezet als een propagandareis voor fellow-travellers. Naïevelingen dus.

En voor naïviteit in de politiek is het niet het moment. Met de opwarming van de aarde, oorlogen, vluchtelingenstromen, oprukkende extreemrechtse bewegingen en een almaar grotere kloof tussen rijk en arm, kunnen we onszelf het best zo realistisch mogelijk confronteren met de feiten, ideologische dogma’s achter ons laten en met een open geest in Arendts ‘politieke ruimte’ stappen. Wat niet gemakkelijk is, want ideologie zit vaak diep, heel diep. Zeker voor wie ooit heil heeft gezien in ‘de dictatuur van het proletariaat’ en in Leuven de revolutie heeft zitten voorbereiden onder een schuilnaam, uit vrees voor de tsaristische politie. Er kan vanaf deze afstand in de tijd mee gelachen worden, maar ik heb het zelf ervaren als een ernstig en
bijzonder moeilijk probleem. Geloof in het socialisme is geen keuze die gemaakt wordt in een winkel vol opties, het is mij in de studententijd bijgebracht als het enige reëel bestaande alternatief voor het kapitalisme. Het bestond en het was het enige dat bestond. Was het daar beter, in de zin van rechtvaardiger, menselijker? Die vraag was een grens waar ik niet over ging. Het moest daar beter zijn, punt uit. Als dat niet zo was, was er gewoon geen alternatief. Vanuit die krampachtigheid ligt het voor de hand om in een bekende val te trappen: in plaats van de ideologie af te stemmen op de studie van de realiteit (een zeer marxistisch principe, nota bene), stem je je beeld van de realiteit af op wat de ideologie voorschrijft. Feiten waar je normaal van
schrikt, door geschokt wordt of van walgt, krijgen een ideologische ‘verklaring’, die ze begrijpelijk maakt, aanvaardbaar, onvermijdelijk. Voor je het weet zit je iets goed te praten wat niet goed te praten valt.

De kennismaking met het denken van Hannah Arendt reikte mij als vanzelf de sleutel aan om het dichtgeroeste ideologische gelijk open te krijgen en de feiten te erkennen voor wat ze zijn, ook al spelen ze zich af in ‘het juiste kamp’. Die sleutel heet ‘wettelijkheid’. Mensen moeten erop kunnen rekenen dat de macht die in het algemeen belang over hen wordt uitgeoefend, gebonden is aan spelregels die de macht zelf niet zomaar kan wijzigen of naast zich neer kan leggen. Een wettelijk kader waarop een mens kan vertrouwen, waarbinnen hij zich veilig voelt omdat iedereen de grenzen kent die gerespecteerd moeten
worden. Een macht die niet duidelijk maakt waar die grenzen liggen, creëert onvermijdelijk de onzekerheid van Josef K. uit Het proces van Franz Kafka, de onzekerheid niet te weten of je je binnen of buiten het wettelijk kader bevindt. De verzetsman die onder de nazibezetting een spoorlijn opblaast, weet wat hij riskeert. Hij stapt over de grens van een wettelijk kader omdat hij dat kader niet erkent en hij de macht die erop steunt bewust bestrijdt. De burger die ’s nachts van zijn bed wordt gelicht en niet weet waarom, kan alleen maar in het duister tasten naar grenzen die hij onbewust heeft overschreden. Hij voelt zich overgeleverd aan totale willekeur. Dat gevoel komt bij Hannah Arendt vaak terug.

Het is het begrip ‘wettelijkheid’ dat mij het onderscheid heeft leren maken tussen de verwezenlijkingen van het socialisme in de Sovjet- Unie en China aan de ene kant en de terreur tegen echte of vermeende tegenstanders aan de andere kant, zonder het tweede met het eerste goed te praten. In de hoofdstukken die volgen gaat het soms over honderdduizenden doden, over wettelijke kaders die van de ene dag op de andere ‘bij resolutie’ veranderen, over grootscheepse operaties door machtsinstellingen die hele bevolkingslagen zonder onderscheid des persoons treffen. In 1937 en 1938 werden in de Sovjet-Unie in anderhalf jaar tijd 681 692 mensen geëxecuteerd als vijanden van de staat. Waren al die mensen schuldig? De vraag is absurd. De verschrikkelijkheid van dit feit ontslaat de historicus evident niet van de taak na te gaan welke concrete factoren tot deze uitbarsting van staatsterreur hebben geleid. Maar wat die factoren ook zijn, ze kunnen het ontzettend karakter van wat is gebeurd niet minimaliseren. Precies omdat onder alle mogelijke concrete en tijdsgebonden factoren die verklaren waarom de terreur net dan op zo’n schaal losbarstte en net dan stopte, dat onmiskenbare gebrek aan wettelijkheid ligt. Socialisme steunt niet alleen op een andere economie, een andere staatsstructuur en een andere cultuur, maar ook op een andere wettelijkheid. Een wettelijkheid die superieur moet zijn aan die in een kapitalistische samenleving. Het ontbreken of met de voeten treden van zo’n wettelijkheid valt op geen enkele wijze te verdedigen of goed te praten, welke concrete omstandigheden er ook waren.

Het lossen van een kramp is altijd een bevrijding. De vrees op feiten te stoten die ‘het geloof ’ tegenspreken, valt weg. Het gaat er niet langer om een systeem koste wat het kost te verdedigen, je kan eindelijk je geest zo ruim mogelijk openstellen voor de feiten. ‘Arendt houdt,’ zo stellen De Schutter en Peeters, ‘vast aan het bestaan van feitelijke waarheden. Ze zou de postmoderne these “dat er geen feiten zijn, alleen maar interpretaties” nooit onderschrijven.’ Feiten behoren onomkeerbaar en onveranderlijk tot het verleden. ‘Waar deze onomkeerbaarheid en dus de feitelijkheid van het gebeurde ontkend worden, valt voor wie handelt en politiek actief is de vaste grond onder de voeten weg.’ Wat in dit boek verder volgt, is dan ook een poging vaste grond te vinden in de feiten.


Hoofdstuk 1

Eindelijk, de archieven gaan open!

 

BBC!

Ik heb in mijn leven veel gemist, maar sommige dingen zijn gelukkig nog in te halen. Er was een schitterende documentaire uitgezonden op een of andere zender en die had ik moeten zien. Aldus een vriend die weet dat ik ooit blaadjes heb verkocht met als logo vijf bewonderde koppen, onder wie die van Stalin. In-druk-wek-kend! De documentaire bedoelde hij, en dus volstonden een paar tikken op het toetsenbord om via YouTube alsnog deelgenoot te worden van Apocalypse – Stalin, een tv-miniserie uit 2015 over ‘one of history’s bloodiest dictators’, die begint als volgt:

Stalin kondigt voor een bomvolle zaal de uitslag van de verkiezingen van 1936 aan. Achtennegentig komma zes procent. Om de drie zinnen krijgt hij een staande ovatie. De commentaarstem licht toe:

 

‘Zijn onderdanen leven in angst. Als in een ritueel zijn ze gedwongen de tiran te overstelpen met eindeloos applaus. Stalin veinst ongeduld en toont zijn uurwerk. Onder de toehoorders ene onnozele Petrovich Nikolaev, die zich later herinnert: “De kameraden kijken naar elkaar. Niemand wil de eerste zijn die stopt met applaudisseren. Ik weet niet waarom, maar ik ga weer zitten.” Twee dagen later wordt hij gearresteerd, in de gevangenis geworpen, geslagen en
gefolterd. Maar zijn geloof in het communisme wankelt niet.’

 

In de documentaire Stalin uit 1990, bestaande uit drie delen (RevolutionaryDespot, Generalissimo), wordt elk onderdeel ingeleid met een montage waarin voor de kop van Stalin een zandloper staat. Als de camera inzoomt, merkt de kijker dat in plaats van zandkorrels kleine schedeltjes door de hals druppen. Een horrorbeeld als waarschuwing voor gevoelige kijkers. Dan staan we tussen de bomen. De commentaarstem:

 

‘Woud, waar mensen stierven bij duizenden. Niet door oorlog of een natuurramp. Zij waren de onschuldige slachtoffers van de staat, gebrandmerkt als vijanden van het volk, neergeschoten en in putten geduwd. Meer dan honderdduizend mannen en vrouwen werden hier gedood tussen 1937 en 1941. En er zijn meer wouden als dit.’

 

Waarmee de toon is gezet voor wat, in vele uren schooltelevisie voor volwassenen, onweerlegbaar zal worden aangetoond.

Stalin – Inside the terror, een BBC-documentaire uit 2003 naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van Stalins dood, begint als volgt: Stalin (gespeeld door een acteur) ligt in zijn slaapkamer te creperen na een hartaanval, ‘soaked in his own urine’, terwijl zijn persoonlijke bewaker op de deur staat te kloppen, maar niet naar binnen durft te gaan. Hij haalt er de huishoudster bij, die evenmin binnen durft te gaan. De commentaarstem:


‘Stalin had, in naam van een politiek geloof, een rijk uitgebouwd op basis van terreur en daardoor heerste hij over zijn land, zijn regering, zijn partij en zijn familie. Hij had zelfs de dokters geterroriseerd die hij nu zo hard nodig had. Er was nu niemand meer, geen vrouw, kind, geliefde of vriend die moedig genoeg was om binnen te treden in de private wereld van Jozef Stalin. Hij was het slachtoffer geworden van zijn eigen terreur.’

 

Om maar te zeggen hoe belangrijk, om niet te zeggen allesbepalend, de persoon van Stalin wordt geacht om te duiden wat fout liep in de Sovjet-Unie. Zodat je de indruk krijgt dat het antwoord op de vraag ‘hoe kon het zover komen’ louter bij hem ligt, in zijn persoonlijkheid, zijn karakter. Alsof getuigenissen over wie hij was ‘als mens’ (als ‘monster’) door familieleden en partijgenoten de uitgelezen bron zijn om licht te werpen op wat er zich afspeelde in een land van 170 miljoen inwoners. Ik was hem liever niet meer tegen het lijf gelopen, een beetje beschaamd als ik ben over mijn jeugdig militantisme in onder meer zijn naam, maar ook wie nuchter op zoek is naar ‘de feitelijkheid van het gebeurde’ stoot voortdurend op zijn persoon. Dus spitste ik de oren toen een van de commentaarstemmen opmerkte dat ‘het opengaan van de archieven in de laatste jaren eindelijk het verhaal heeft onthuld van Stalins terreur op zijn weg van extreme armoede naar de absolute macht’. Eindelijk de doorslaande bewijzen die ook de meest fanatieke volgeling kunnen helpen om verstandiger te worden dan die  onnozele Petrovich Nikolaev, wiens geloof nooit wankelde. Op naar de archieven dus!

 

Een geheime toespraak
Er zijn overigens wel meer onnozelaars geweest die er met hun neus op stonden en toch blind bleven. Zo iemand was Joseph Davies, die in 1936 Amerikaans ambassadeur werd in de Sovjet-Unie. Hij woonde een van de Moskouse Processen bij, de beruchte zuiveringsprocessen onder Stalin tegen politieke tegenstanders. De rechtszaak verliep volledig correct volgens Davies, de beklaagden waren schuldig en de vonnissen rechtvaardig. In Mission to Moscow (1941) vertelde hij zijn lezers dat de beklaagden deel uitmaakten van een Duitse vijfde colonne, die bij een Duitse inval achter de linies sabotageacties ten gunste van de nazi’s zou uitvoeren. Ja, zo naïef was men toen soms nog, zelfs in hogere politieke kringen.

Dat veranderde op 24 februari 1956, een waar kantelmoment. Vanaf toen was zo’n grote naïviteit alleen nog mogelijk in de hoofden van verstokte stalinisten. Die dag, nacht eigenlijk, hield Nikita Chroesjtsjov, na afloop van het twintigste partijcongres op een gesloten bijeenkomst, waarop journalisten, gasten en afgevaardigden van buitenlandse communistische partijen niet aanwezig mochten zijn, zijn beroemde ‘geheime toespraak’, een reeks schokkende onthullingen over het bewind van Stalin. Onthullingen die weldra wereldkundig zouden worden gemaakt. De toespraak was mede gebaseerd op de uitkomst van de Pospelov-commissie. Die commissie bewees dat gedurende 1937 en 1938 meer dan anderhalf miljoen mensen waren
gearresteerd, waarvan er 681 692 werden geëxecuteerd. Een paar citaten:

 

– ‘Stalin werkte niet via overtuiging, uitleg en geduldige samenwerking, maar legde zijn visie op en eiste absolute onderwerping aan zijn mening. Wie zich tegen zijn visie verzette of een eigen zienswijze en de juistheid van een eigen standpunt probeerde aan te tonen, was gedoemd om uit de collectieve leiding te worden verwijderd en vervolgens moreel en fysiek vernietigd te worden.’
– ‘Stalin ligt aan de oorsprong van het concept “vijand van het volk”. Dat begrip leidde er automatisch toe dat ideologische fouten van een individu of in een controverse niet langer hoefden te worden aangetoond. Het maakte het mogelijk de wreedste repressie aan te wenden, tegen alle regels van de revolutionaire wettelijkheid in, tegen eenieder die, op welke wijze dan ook, niet akkoord ging met hem; tegen hen die alleen maar verdacht werden van vijandige bedoelingen, tegen hen die een slechte reputatie hadden.’
– ‘De commissie heeft kennisgenomen van een groot aantal archiefstukken van de NKVD en andere documenten. Ze stelde talrijke feiten vast die wijzen op “gefabriceerde” processen tegen communisten, op valse beschuldigingen en op flagrant misbruik van de socialistische wettelijkheid, met de dood van onschuldigen als gevolg. Het bleek duidelijk dat veel activisten in de partij, de sovjets en de economie die in 1937-1938 werden gebrandmerkt als vijanden, nooit vijanden, spionnen of saboteurs waren geweest, maar altijd eerlijke communisten waren gebleven. Zij kregen eenvoudig die stempel. Niet langer in staat de barbaarse folteringen te doorstaan, beschuldigden ze vaak zichzelf (op bevel van de onderzoeksrechters, de vervalsers) van allerlei zware en onwaarschijnlijke misdaden.’

 

Leggen we deze citaten uit 1956 naast de documentaires van vijftig jaar later, dan is het duidelijk dat de filmmakers niks hoefden uit te vinden. De toenmalige nummer één van de Sovjet-Unie gaf het allemaal grif toe: Stalins tirannieke alleenheerschappij, de uitschakeling van iedereen die ook maar enigszins tegen hem inging of verdacht werd dat te doen, de volstrekte willekeur, de massale repressie, de met foltering afgedwongen ‘bekentenissen’. Eerst op beperkte schaal binnen
de partij- en legertop (de Moskouse Processen), vervolgens als een ware terreurgolf op grote schaal. In 1968 verscheen The Great Terror: Stalin’s Purge of the Thirties van de Britse historicus Robert Conquest, een boek dat voor een flink deel gebaseerd is op de onthullingen van Chroesjtsjov. Het werd dermate beroemd dat de titel de algemeen aanvaarde benaming werd van de periode 1937-1938. Sindsdien zijn de boeken, artikels en documentaires die de waarheid over Stalin en zijn terreurregime verder hebben verspreid niet meer te tellen. Een ononderbroken stroom van historische analyses, biografieën, getuigenissen
en duizenden anekdotes, een nog altijd aanzwellende stroom die de consensus blijft voeden.

Want intussen zijn de archieven inderdaad opengegaan. En bevestigen die het enige juiste en ware verhaal? Niemand die eraan twijfelt. Archiefonderzoek heeft de richting van de stroom niet gewijzigd. Robert Conquest heeft in 2008 zijn bestseller uit 1968 bijgewerkt en ‘de belangrijkste conclusies ervan hielden ook na de opening van de Sovjetarchieven in 1991 stand’, zo deelt Wikipedia ons mee. En onder het item ‘Moskouse Processen’ lezen we dat ‘na de opening van de Sovjetarchieven, ten tijde van de perestrojka, eens te meer [werd] aangetoond hoezeer de processen gebaseerd waren op met intimidatie en foltering afgedwongen verklaringen en ook hoezeer Stalin er zelf de regie over had gevoerd.’ Einde discussie dus.

Hoe kan het anders? De Pospelov-commissie, die de concrete gegevens over de terreur voor Chroesjtsjov uitzocht, had natuurlijk toegang tot alle archieven, veel meer dan die nu toegankelijk zijn. Bovendien kon moeilijk getwijfeld worden aan Chroesjtsjovs geloofwaardigheid. Hij had het immers allemaal van dichtbij meegemaakt. In 1937 en 1938 was hij regionale partijsecretaris van achtereenvolgens Moskou en Oekraïne en in die functie lid van het Centraal Comité. Vanaf 1939 was hij ook lid van het Politbureau. Wat deed hij zelf al die tijd dat de massaterreur woedde? Hij stond immers in de kern van die terreur.
Wat hij daarover meegeeft in zijn vier uur durende toespraak die 24ste februari 1956 valt makkelijk samen te vatten: niets.


Meer leesfragmenten

Leesfragment: Naakt - Mel Meliciousss

Mels ochtenden beginnen jarenlang op dezelfde manier: met de spelletjes die ze met haar vader en zus moet spelen. Mel wil niet, maar ze weet dat het enkel erger wordt als ze zich verzet. Dus Mel droomt. Over hoe ze ooit heel ver weg zal zijn van hier. Jarenlang werd Mel niet gehoord, maar nu doet ze eindelijk haar verhaal,onverbloemd. Lees hier een fragment uit Naakt.

Lees meer »

Leesfragment: Breydel - Lisa Demets

In Breydel brengt Lisa Demets de geschiedenis achter de succesvolle branding van de Brugse familie Breydel. Middeleeuwse kronieken vormen de rode draad in dit verhaal over de weg naar de macht van de beroemdste Brugse beenhouwersfamilie in de veertiende en vijftiende eeuw. Lees hier het eerste deel van de inleiding.

Lees meer »

Leesfragment: Over dit gevoel is nagedacht - Tyche Beyens

Over dit gevoel is nagedacht van Tyche Beyens is een queeste naar de liefde van vier eind-twintigers, die dat veelzijdige begrip stapsgewijs proberen te ontleden. Het is een liefdesverhaal over voelen in een eeuw waarin zo veel wordt nagedacht. Lees hier het eerste hoofdstuk uit Beyens' debuut. 

Lees meer »

Leesfragment: NOU EN - Patrick Van Gompel

In NOU EN gaat Patrick Van Gompel onverdroten op zoek naar de ziel en het karakter van de Nederlanders. Hij baseert zich hiervoor op tientallen interviews met spraakmakende BN’ers en gewone noorderburen. Hij vult dit aan met een rijke voorraad aan liedjes, boeken, cabaret en media. Lees hier het eerste hoofdstuk uit Van Gompels boek over het land van kaas en klompen.

Lees meer »