Den Haag, de zomer voor de diagnose
Ik denk oprecht niet dat ik mijn moeder ooit gelukkiger heb gezien dan vandaag. Ze zit naast me, op een strandstoel en met een boek op haar schoot. Haar gezicht is naar de zon gekeerd als een bloem die het licht opzoekt. Ze zucht gelukzalig, haar krullen slaan af en toe in haar gezicht, en haar handen rusten op de rug van haar boek. Ze is niet van plan om ook maar één pagina te lezen nu ze geniet van de rust en het prachtige uitzicht van het uitgestrekte strand in Den Haag. De plek die het afgelopen jaar mijn thuis was. Dat ze net nu zo gelukkig is, blijkt nadien alleen maar wreed. Want drie maanden later zal ze horen dat ze doodgaat. Misschien maar goed dat we het toen niet wisten, op dat Nederlandse strand, waar we niet meer nodig hadden dan de zon, de zee en elkaar.
Dat geluk zo kort kan duren, wisten we toen nog niet. Dat het zo broos is als de schelpen die kraken onder onze voeten als we in de richting van de zee stappen. Mijn moeder alleen met de voetjes in het water, want ze is bang om te zwemmen. Dat is ze altijd geweest. In een vorig leven is ze vast verdronken, zegt ze er altijd bij.
Dat geldt niet voor mijn vader. Hij duikt enthousiast en zelfverzekerd de zee in, en waant zich even weer in de Middellandse Zee. Zijn glimlach straalt in de zon, hij zwaait vrolijk en verdwijnt dan als een aalscholver in de golven, waar hij altijd leek te horen. Een kind van de zon en de zee, mijn vader. Ook al is hij duizenden kilometers verwijderd van zijn land.
Mijn moeder en ik keren terug naar onze strandstoelen, die onaangeroerd zijn gebleven. De handdoeken bollen af en toe op onder de wind, om vervolgens weer rustig te landen op de zachte ligkussens. We zijn klaar om ons te koesteren in de warmte van de zon.
Mijn moeder is zo blij dat ik weer naar huis keer na een jaar in een andere stad. Den Haag is niet ver, maar een jaar lang hadden we elkaar niet gezien. Omdat ik afstand wilde. Niet per se van haar, maar wel van het leven dat ik leidde. Van de druk van een carrière, de teleurstellingen die een job in de media met zich meebrengt, en de relatie waar ik tijd voor wilde afkopen. Of het afscheid eigenlijk.
Zowel mijn vriend als ik wisten al langer dat het niet werkte. Dat we niet bij elkaar hoorden. Dat we ieder een andere toekomst wilden. Maar we spraken het niet uit omdat we het naderende afscheid nog niet aan konden. Den Haag was een laatste reddingspoging. Samen op avontuur vertrekken. Hij, afkomstig van de stad, en ik, een grote liefde voor de sociale en open houding van de Nederlanders. Misschien komen zij nog het dichtste in de buurt van de mediterraanse hartelijkheid die ik onbewust mis. Het leek de perfecte plaats om onze relatie een nieuwe kans te geven.
Maar het is anders gelopen. Net voor we wilden vertrekken, kreeg hij een jobaanbieding in Brussel. Ik had mijn freelancewerk al opgegeven. Er was geen weg terug. Ik die zou thuisblijven voor zijn nieuwe carrière of hij die deze werkkans zou laten schieten voor een avontuur in Den Haag: wat we ook beslisten, het zou alleen maar voor frustraties zorgen. En dus vertrok ik alleen. Voor een jaar. Zonder vooruitzichten op een job, nieuwe vrienden, kennissen of om het even welke vorm van sociaal contact. Geen huis, vriend, kat of auto, maar alleen mezelf en een appartementje − dat had ik gelukkig wel. Maar verder was het een sprong in het duister. Ik zou vertrekken voor een jaar en niets zou ooit nog hetzelfde zijn. Niet voor mij, mijn vriend, het huis, de kat. En niet voor mijn moeder.µ
Dat wisten we op dat moment nog niet. Daar, op het strand van Den Haag, op wat de mooiste zondag van mijn leven zou blijken te zijn. Met mijn moeder naast mij die met gesloten ogen genoot van de zon, de zeebries en de gedachte dat haar straatkat eindelijk weer naar huis zou komen. Mijn vader die de woeste golven trotseerde, soms zo lang onder water bleef dat ik bang werd, maar dan als een dolfijn uit de zee kwam gesprongen. Zichtbaar gelukkig, ook al was zijn gezicht een speldenkop groot. Het was daar voor de laatste keer dat we genoten van een moment van onbezonnen geluk. Het zou daarna nooit meer gebeuren.