Leesfragment: Vlaams toppenboek voor de fiets

Vlaams toppenboek voor de fiets is een ranking van honderd toppen die informeert over afstand, hoogtemeters, wegdek, stijgingspercentage, het koershistorische belang en de Mont Ventouxfactor. Lees hier de inleiding van deze amusante gids voor fietsfanaten en wielertoeristen.


Vlaams toppenboek voor de fiets
Luc Verdoodt

 

ISBN: 978 94 6434 185 0
Prijs: €23,50


De toppenindex

      Over de hele wereld verzamelen fietsers hun sportieve verwezenlijkingen in apps en op gespecialiseerde platformen. Een ogenblik nadat ze hun rit hebben beëindigd, kan iedereen, van Albuquerque tot Zwijnaarde, de data terugvinden die hun fiets-gps heeft geregistreerd. Hoeveel kilometers hebben ze afgelegd met welke snelheid en hoeveel vermogen hebben ze ontwikkeld met welke hartslag: het staat met één druk op de knop voor eeuwig in de cloud. De sportvisser kan in de kroeg nog altijd opscheppen over de grootte van zijn vangst, de fietser heeft in naam van de vooruitgang afstand gedaan van het
genoegen zijn prestaties lichtjes aan te dikken tegenover de kameraden die er niet bij waren.

Het becommentariëren van de hellingen die ze hebben bedwongen, kan wel nog en dat blijven ze dus doen. Soms uitgebreid en lyrisch aan de tapkast van het clublokaal, dikwijls in telegramstijl in de sportapp. Maar die beschrijvingen zijn zelden nuttig voor anderen. De individuele appreciatie van personen van wie je de waarde van hun woordenschat niet kan inschatten, is onbruikbaar. ‘Zware helling’ betekent niets als je geen vergelijking kan maken met een ‘lichte helling’ of wanneer je de gehanteerde criteria van de getuige niet kent. Heb je tegenslag, dan is het label aan de betreffende helling toegekend op basis van aanvoelen. Het benoemen van gevoelens komt van pas bij de relatietherapeut of bij de eerste, voorzichtige pogingen tot poëzie, maar in de Vlaamse Ardennen, dokkerend over kasseien, heb je er niets aan. Tijdens een slapeloze nacht leek het mij een goed idee dit probleem aan te pakken en voor mijn collega-hobbyfietsers een verhelderende formule uit te werken.

De slimste fietsers van de klas gaan namelijk een stapje verder: ze slepen er de basisbewerkingen van de rekenkunde bij. Getallenkennis laat toe te abstraheren, bovendien zijn cijfers onderling vergelijkbaar en minder onderhevig aan interpretatie. Ze beginnen allemaal met de verhouding tussen het hoogteverschil en de lengte, want de gemiddelde stijgingsgraad is een goede eerste aanzet. Helling A van 1 kilometer met een hoogteverschil van 50 meter tussen voet en top stijgt gemiddeld 5 procent (50 m : 1000 m x 100). Dat geldt echter ook voor helling B, die 10 meter stijgt over een lengte van 200 meter. Ex-wielerprof Pieter Jacobs bijvoorbeeld hield daarom vooral rekening met de combinatie van de gemiddelde stijging en de lengte. Dat houdt steek. Door de gemiddelde stijging te vermenigvuldigen met de afstand bepaalt hij welke top het moeilijkst te bereiken is. Ons voorbeeld geeft hem gelijk. A = 5 x 1000 = 5000. B = 5 x 200 = 1000. De weg naar de top van helling A is zwaarder.

Toch is deze formule te grof. Ze houdt geen rekening met het profiel van de helling. Profielen zijn nooit rechte lijnen die overeenkomen met de gemiddelde stijgingsgraad. Misschien verloopt helling A inderdaad vrij gelijkmatig, maar voor hetzelfde geld overbrugt ze het hoogteverschil met onderweg een steile piek. De formule laat de fietser hierover in het ongewisse terwijl beide mogelijkheden toch om een andere aanpak en versnelling vragen. Jacobs vond de maximale stijging minder relevant omdat hij zich vooral focuste op wedstrijden met hellingen die kilometerslang waren. De impact van de steilste stroken wordt daar meer afgeknot door de lengte van de hele klim en zit dus mee vervat in de formule zoals we ze tot hier hebben opgebouwd. Voormalig Belgisch kampioen Dries De Bondt ziet het anders:  Dit verschilt natuurlijk van renner tot renner, maar voor mij zijn langere steile stroken soms dooddoeners. Die kunnen namelijk je ritme breken, zeker wanneer je tekortkomt wat betreft je versnellingsbereik. Zelfs een relatief kort steil stuk van meer dan tien procent kan je tempo volledig breken. Zodra je ritme weg is en je benen naar de haaien zijn, wordt het heel lastig om opnieuw je tempo te vinden op het volgende, beter lopende stuk.”

Vlaamse hellingen zijn meestal kort, maar kunnen soms extreem steil zijn. Om nauwer te differentiëren leek het me daarom zinvol de maximale stijging toch als extra factor aan de berekeningswijze toe te voegen. Na de gegevens van tientallen bergen op verschillende manieren door de zakcalculator te hebben gejaagd, bleek die zet een aanvaardbaar resultaat op te leveren. De formule groeit als volgt: gemiddelde stijging x lengte x 1,(maximale stijging). Een voorbeeld werkt aanschouwelijk. We nemen aan dat helling A gelijkmatig stijgt en nergens steiler is dan 6 procent. Dus: 5 x 1000 x 1,06 = 5300. Als helling C even lang is, maar het verschil van 50 hoogtemeters wegwerkt met een piek van 15 procent, wordt dat 5 x 1000 x 1,15 = 5750. De piekwaarde laat
hier duidelijk een spoor na.

      Dat dit bruut gegoochel met cijfers mij geen Nobelprijs voor Natuurkunde zal opleveren, is duidelijk. Dan maar leentjebuur spelen bij fietsers en vorsers die al probeersels online of te boek hebben gesteld. De factoren rolweerstand en absolute hoogte van de top blijken eveneens bepalende variabelen te zijn om hellingen van elkaar te onderscheiden. Gezien de toestand van ons wegennet, is rolweerstand een nuttig gegeven. Je mag me van veel verdenken, maar er schuilt geen bouwkundig ingenieur in mij. Omdat ik me bij god niet kan voorstellen hoe je de rolweerstand van een lap wegbedekking meet, introduceer ik graag een eenvoudig compromis. De staat van het wegdek krijgt een cijfer opgeplakt gaande van 1 tot en met 1,25. Dat kan simpelweg arbitrair omdat we allemaal weten dat fietsen geen exacte wetenschap is. Daarbij staat 1 voor een egaal wegdek zonder
scheuren of spleten dat nauwelijks invloed heeft op de snelheid van de fietser. 1,25 is de uiterste tegenstelling daarvan: ruwe kasseien die her en der verzakt zijn tot vervaarlijke kuilen. Alle cijfers tussen deze twee tegenpolen duiden op een zekere graad van hinder, doordat de kasseien netjes gelegd zijn, slechts op een deel van de helling voorkomen of voorzien zijn van lapjes asfalt.
      Met de absolute hoogte van Vlaamse toppen houden we geen rekening. Wil je toppen in het hooggebergte van een numerieke waarde voorzien, dan is dat essentieel. Zuurstofopname wordt namelijk moeilijker naarmate je hoger klimt. Fietsen op een hoogte van tweeduizend meter boven zeeniveau is daardoor vermoeiender dan op een hoogte van vijfhonderd meter. Het hoogteverschil tussen de hoogste top van Vlaanderen en de laagste top uit onze lijst bedraagt minder dan tweehonderdvijftig meter en is hier dus verwaarloosbaar.

      Uit ervaring weet ik dat de voldoening na de inspanning groter is op een beruchte top dan op een onbekende. De Alpe d'Huez is geen leuke berg om te beklimmen, je rijdt er in de uitlaatgassen van de vele wagens die naar de artificiële toeristenstad tuffen. Toch staat hij mooi op een fietspalmares. Dat komt door het koershistorische belang van de col. Zelfs de leek heeft er al over gehoord en schat je prestatie meteen hoger in. Het besef dat alle groten uit de wielergeschiedenis zich ook in het zweet hebben gewerkt op dezelfde wegen draagt bij tot het avontuur.
      Of Roger De Vlaeminck er al dan niet ooit op gekoerst heeft tegen Freddy Maertens maakt een helling niet zwaarder, maar ze gaat daardoor wel meer tot de verbeelding spreken. Dat is zo in de Alpen en de Dolomieten én op de wegen van koersland Vlaanderen. Al wordt de toppenindex uiteraard grotendeels bepaald door de fysieke elementen, het leek ons wel prettig om de pullfactor die de geschiedenis uitoefent op wielertoeristen, op de een of andere manier te integreren. In hun queeste naar de hoogste mate van vereenzelviging met hun idolen, de profrenners, verkiezen ze zich het zwart voor de ogen te stoempen op een helling uit de Ronde van Vlaanderen in plaats van op een even nijdige, maar anonieme bult.

In de formule drukken we het koershistorische belang uit met een getal van 1 tot en met 1,25. De wielermaagd scoort een 1, het wielermonument scoort 25 procent meer. De waarden daartussen zijn afhankelijk van de status van de wedstrijd waarin de top voorkomt en de inplanting van de top in het parcours. Een helling die diep in de wedstrijd opduikt heeft een grotere invloed op het koersverloop dan eentje die te ver van de finish ligt om er al kruit te verschieten.

      Naast de sportieve geschiedenis draagt nog een andere vorm van anekdotiek bij tot de glans die fietsers aan toppen toedichten, namelijk de exclusiviteit ervan, hier vertaald als de Ventouxfactor. De Mont Ventoux is de meest Vlaamse berg buiten Vlaanderen. Elke Vlaming onder de 85 jaar schijnt er ooit één keer naar boven te moeten. De Mont Ventoux steekt hoog boven de Provence uit. Van kilometers ver eist de berg een plaats op in je gezichtsveld. Zo hypnotiseert hij je tot een onbedwingbare drang ontstaat om zijn top te bezoeken, desnoods met de wagen.
      Vlaamse hellingen die in een straal van twintig kilometer geen concurrentie hebben van andere bulten trekken op dezelfde manier de aandacht van de hobbyfietser. Geitjes staan graag op het dak van hun hokje, bij gebrek aan beter beelden ze zich dan in dat ze vanaf een hoge Alpenrots het hele land overschouwen. Een onooglijke glooiing in een rimpelloos landschap heeft dezelfde magnetische aantrekking op cyclisten.
      Een eenoog in het land der blinden scoort daarom 1,05 in de formule. Er kan slechts één top het hoogste punt van de provincie zijn. Dat monopolie wordt eveneens beloond met 1,05. De hoogste top van Vlaanderen krijgt iets meer: 1,1. De Mont Ventoux kan langs drie kanten beklommen worden. Drie vliegen in één klap, dat vergroot de toestroom aan klimmers. Vlaamse toppen met een trajectendrieling op de flanken worden voorzien van een waarde 1,05. De scores voor de Ventouxfactor zijn cumuleerbaar. Voor bedevaartsoord Scherpenheuvel is een uitzondering van 1,05 verdedigbaar, zoals later zal blijken.

      De cijfers in dit boek zijn indicatief. Om te beginnen is het niet altijd evident om te bepalen waar een helling precies begint en waar exact de top ligt. Meet je vanaf de eerste hoogtemeter of pas vanaf het moment dat de zwaartekracht echt aan je zadel trekt? Leg je de eindstreep bij een duidelijk merkteken, bijvoorbeeld het einde van een weg, of honderden meters verderop bij het einde van de zogenoemde uitloopstrook? Zoveel fietsers, zoveel meningen. De trajecten in dit naslagwerkje zijn enkel gebaseerd op wat mij te velde logisch leek en dus voer voor discussie.

De data die gehanteerd worden, zijn bovendien divers wat betreft de oorsprong. Eerst werden ze door mezelf opgemeten met een ongeijkte fiets-gps en naderhand afgewogen met navigatiehulpmiddelen à la Google Maps en enkele routeplanners als ridewithgps.com en routeyou.com. Die resultaten werden vervolgens vergeleken met de gegevens van websites als www.climbbybike.com en www.rvv.be. Bij tegenstrijdige bevindingen werd een gemiddelde berekend van de waarden die het minst van elkaar afweken. Dat is dus geen exacte landmeetkunde. De toppenindex van de respectievelijke hellingen geeft daarom geen cijfers na de komma, maar werd afgerond naar een geheel getal.

      Zes variabelen bepalen dus de toppenindex: de lengte, de gemiddelde stijgingsgraad, de maximale stijgingsgraad, de staat van het wegdek, het koershistorische belang en de exclusiviteitsfactor genoemd naar de Mont Ventoux. Vier variabelen vormen de fysieke onderbouw van het resultaat, twee geven een gewicht aan de attractiviteit die toppen uitoefenen op fietsliefhebbers. Academici lachen zich ongetwijfeld een liesbreuk wanneer ze geconfronteerd worden met zoveel geknutsel, want elke vorm van wetenschappelijkheid ontbreekt. Ik, daarentegen, ben behoorlijk trots op mijn hutsepot van meetgegevens en voor de vuist weg toegekende cijfers. Ik ben geneigd te beweren dat het klopt. Min of meer, maar zeker genoeg. In het moderne wielrennen wordt het belang van aerodynamica niet meer onderschat en steunt iedere winnaar op een batterij bewegingswetenschappers
en nutritionisten. Briek Schotte was de antipode van de gestroomlijnde atleet, maar hij zou nu waarschijnlijk niet meer aan de bak komen. Het was een knoestig kereltje dat zo scheef op zijn fiets zat dat toeschouwers vreesden dat hij er elk moment af kon vallen. Zijn energietank vulde hij aan met simpele boerenkost, maar hij won wel tweemaal de Ronde van Vlaanderen. Schotte, de stoemper pur sang, legitimeert daardoor deze toppenindex: cijfertjes zijn belangrijk, maar af en toe moet je ze niet te ernstig nemen.



Meer leesfragmenten

Leesfragment: Naakt - Mel Meliciousss

Mels ochtenden beginnen jarenlang op dezelfde manier: met de spelletjes die ze met haar vader en zus moet spelen. Mel wil niet, maar ze weet dat het enkel erger wordt als ze zich verzet. Dus Mel droomt. Over hoe ze ooit heel ver weg zal zijn van hier. Jarenlang werd Mel niet gehoord, maar nu doet ze eindelijk haar verhaal,onverbloemd. Lees hier een fragment uit Naakt.

Lees meer »

Leesfragment: Breydel - Lisa Demets

In Breydel brengt Lisa Demets de geschiedenis achter de succesvolle branding van de Brugse familie Breydel. Middeleeuwse kronieken vormen de rode draad in dit verhaal over de weg naar de macht van de beroemdste Brugse beenhouwersfamilie in de veertiende en vijftiende eeuw. Lees hier het eerste deel van de inleiding.

Lees meer »

Leesfragment: Over dit gevoel is nagedacht - Tyche Beyens

Over dit gevoel is nagedacht van Tyche Beyens is een queeste naar de liefde van vier eind-twintigers, die dat veelzijdige begrip stapsgewijs proberen te ontleden. Het is een liefdesverhaal over voelen in een eeuw waarin zo veel wordt nagedacht. Lees hier het eerste hoofdstuk uit Beyens' debuut. 

Lees meer »