Leesfragment: Rijke mensen sterven niet - Jos Pierreux

Een dode migrant heeft een foto in de hand. Op de achterkant staat: ‘Rijke mensen sterven niet.’ De identificatie verloopt moeizaam. Hoe kwam de man aan zijn einde? Lees hier een fragment uit de nieuwste thriller van Knack Hercule Poirotprijswinnaar Jos Pierreux.


Rijke mensen sterven niet
Jos Pierreux

ISBN: 9789464341904
Prijs: €24,50


Proloog

 

Als je haar ziet, kun je mami zeggen dat ik mijn stinkende best heb gedaan?

Kun je,
kun je mami zeggen dat ik haar begrijp,
en
kun je,
kun je mami zeggen dat ik haar vergeef?

 

Maar vooral:
als je haar ziet, kun je mami zeggen dat ik mijn stinkende best heb gedaan?

 

Kun je,
kun je,
kun je zeggen dat ik stierf met deze foto in mijn hand
geklemd?

 

Ja.
Ja, dat kun je wel.

 

En dan: hoewel ik haar plannetje verbrod heb, vraag mami dat ze E ëmbël vergeeft.

 

Zeg haar,
zeg haar dat hij zijn stinkende best heeft gedaan.
Helaas, helaas, helaas.


Hoofdstuk 1

Knokke is een paradijs waaruit je niet verjaagd wilt worden. In het hele land spenderen mensen fortuinen om hier een verblijf te kopen dat ze tien maanden van het jaar leeg laten staan.
      Hoe je het ook draait of keert, het Westen barst van de mogelijkheden.
      Behalve op momenten waarop alles misgaat.
      Zoals nu.

Wie heeft het altijd gemakkelijk?
      Zeker niet de man die ginds fluks komt aangestapt. Niemand leidt een sprookjesleven. Wees maar gerust! Hij kan
ervan meespreken.
      De man is klein van stuk en heeft smalle, pezige heupen en schouders. Zijn tanige huid zou in het binnenland veel bekijks hebben, maar in deze kuststad valt zo’n kleurtje amper op.
      Vooroordelen zijn niet enkel plaatsgebonden, ze evolueren ook. Of de huidkleurbarrière wordt doorbroken, hangt meer en meer af van de combinatie van je teint met je naam. Intussen ontwikkelden Kevin en Chantal zich tot doodgewone voornamen, maar een generatie geleden associeerde men dergelijke vernoeming met de onderklasse en had men het schertsend over Kevinisme en Chantalisme. Naamdiscriminatie dus. Mohammed en Fatima zijn nu de gediscrimineerde sigaar en het slachtoffer van vooroordelen.
      Niemand kent de man nog bij zijn oorspronkelijke, onuitspreekbare naam. Heden laat hij zich Florian noemen, een
minder populaire naam die toch vertrouwd klinkt. Florian betekent bloeiend, bekoorlijk, in aanzien. Mooie keuze.
      ’s Mans kledingstijl getuigt evenwel van slechte smaak. Hoewel Kurt Cobain overleed toen hijzelf nog met talkpoeder op z’n bips rondkroop, draagt Florian dertig jaar later nog altijd een sleetse spijkerbroek en een geruit shirt. Beseft hij niet dat het tijdperk van de gescheurde pantalons door bloggers, A-listers, stylisten én fashionista’s werd dichtgenaaid? Wie vandaag ripped of distressed denim draagt, is of niet modebewust, of financieel beperkt. Of beide.
      In een gedateerde jeans en een bouwvakkershemd door Knokkes Gouden Shoppingdriehoek lopen, is welhaast een
statement! Iemand die niet weet wat Brunello Cucinelli en Alexander McQueen voor begrippen zijn en door de straten
met de duurste vierkantemeterprijs van het land flaneert? Het léf!

In gedachten verzonken en zonder behoorlijk te kijken, steekt Florian ter hoogte van het Alfred Verweeplein de brede
Lippenslaan over.
      Tijdens drukke periodes, zoals vakanties, feestdagen en weekends, wanneer de winkeldeuren hier als amechtige kieuwen open- en dichtklappen, zouden autobestuurders bij dergelijk ondoordacht manoeuvre vol in de remmen gaan en luid claxonneren. Als de onachtzame al niet werd aangereden!
      Gelukkig stelt het verkeer op dit uur van deze grauwe dinsdag amper iets voor en bereikt de dertiger veilig de andere zijde.
      Tot dusver geen probleem.
      Wanneer Florian met een soepel sprongetje op het voetpad aan de overkant belandt, bekruipt hem het gevoel dat hij
gevolgd wordt. Intuïtie is niet zelden het resultaat van eerdere ervaringen en zijn intuïtie heeft hem al vaak behoed. Hij veronachtzaamt deze opwelling dan ook niet.
      Een rilling verspreidt zich over zijn borst. Bij zijn slaap begint een ader te kloppen. Wordt hij bespied?
      Zodra hij wil rondkijken, tikt iemand hem op de schouder. 
      Een shock priemt uit die vinger omlaag en schiet als een speer door Florians schouder richting zijn torso, onderbuik en benen. Van de emotie geeft zijn spijsvertering het op. De kip die hij eerder at in de frituur rechtover het station spreidt haar vleugels, rijst als een feniks op uit de appelmoes en baant zich een weg naar zijn slokdarm. Frituur Delye geniet nochtans een uitstekende reputatie: goudgele frieten en lekkere schotels met een gastronomische toets.
      ‘Eindelijk heb ik je gevonden.’
      Er is iets aan het stemtimbre dat als een ijsblokje over Florians ruggenwervels glijdt en hem kippenvel bezorgt. Met
medeklinkers die tegen het verhemelte gearticuleerd worden, hebben de woorden een vreemd, Slavisch accent.
      Oost-Europees?
      Verschrikt loert Florian over zijn schouder.
      Wat hij te zien krijgt, is noch hartverwarmend, noch geruststellend. Florian weet dat hij die impressie niet mag negeren.
De eerste indruk is immers de goede, zeker wanneer die slecht is.
      Zijn belager kijkt hem niet aan en hoewel hij verder niets zegt, krijgt Florian rillingen van deze veertiger met het postuur van een buitenwipper. Hij heeft glad naar achteren gekamd haar met een topknoop op de kruin. Het zwarte pak, het lichte hemd en de smalle stropdas accentueren het potige imago. Zijn aftershave ruikt naar kamfer en patchoeli. Hippies hadden voorzeker last van anosmie, want in de sixties was de vochtige aardegeur even de symboolgeur van heerlijke vrijheid, terwijl het voornamelijk de gevoelige maag triggert.
      Het gezicht is Florian niet vreemd, maar hij heeft op zoveel verschillende plaatsen, in zoveel uiteenlopende omstandigheden, zoveel mensen gezien! Hij werpt een extra blik opzij teneinde het profiel van zijn belager nogmaals te bestuderen. Er daagt niets. Hoezeer hij ook in zijn geheugen graaft naar een naam, die schiet hem niet te binnen.
      Eén zaak is zeker: Zwart Pak is geen knaap om ruzie mee te krijgen.
      Zodra Zwart Pak hem aankijkt, begrijpt Florian het helemaal: explosieve situatie.
      Een zwaarte die zijn hart omsluit, beneemt hem de adem. Zijn zintuigen springen op scherp. Angst schraapt met de
nagels over zijn rug. Een messcherp gevoel verspreidt zich door zijn buik en opeens beseft de dertiger wat er komen gaat indien hij niet snel iets onderneemt.
      Anders zou het wel eens de laatste keer kunnen zijn dat hij hier wandelt.
      Het gaat erom spannen.

Uit tegenovergestelde richting komt een dame hun tegemoet.
      Ze duwt een comfortabele hondenwandelwagen met daarin drie yorkshireterriërs. Yorkies met haarelastiekjes die de zijdeachtige froufrou uit hun ogen moet houden en namen waarover beduidend lang is nagedacht: Gucci, Prada en Chanel. Hoe cute! Aan de handvatten van de buggy hangen hondenpoepzakjes, -snoepjes en -snacks. Menige eenzame verbeeldt zich een dierenvriend te zijn omdat ze een elegant, compact en lui beest onderhoudt. Als een partner een diersoort was, zouden relaties langer standhouden.
      De hondenliefhebster loopt voorzichtig, met kleine pasjes. Is ze bang haar keffers te bruuskeren? Of durft ze niet sneller op haar roodgezoolde Christian Louboutins?
      Omdat ze geen aanstalten maakt om uit te wijken, rest het naderende duo niets anders dan op te splitsen.
      Florian, die een naar voorgevoel heeft gekregen, ziet zijn kans en trekt een sprintje.
      Even stijgt een vaag gevoel van hoop op, als een blad dat door de wind wordt opgetild, maar al even snel gaat de emotie weer liggen als zijn tegenstrever blijkt te kunnen rekenen op adequate reflexen. De kleine voorsprong die de dertiger kon nemen, wordt door Zwart Pak met een even snedige als explosieve tussensprint tenietgedaan.
      Florian probeert het tempo op te drijven met een tweede versnelling, maar zijn benen vechten. Hij voelt de belager
naderen. Een paar gevleugelde passen volstaan om in het zog te komen.
      Zodra Zwart Pak de kans ziet, tikt de veertiger met zijn schoentip Florians hiel aan.
      Struikelend van links naar rechts probeert Florian zijn evenwicht te herstellen, maar zijn zwaartepunt raakt steeds meer uit balans. Hoewel zijn snelheid daalt, dreigt hij ter hoogte van een trendy boetiek uiteindelijk toch te vallen. Zelfs op handen en voeten kan Florian niet overeind blijven. Hij zakt langzaam neer met zijn hand op de voetpadtegels en zijn rug tegen de etalage.
      Met een gezicht dat een mengeling van onbegrip en afkeuring uitdrukt, werpt zijn belager een duistere schaduw over
hem.
      ‘Wat moet je van me?’ vraagt Florian. Hij voelt de afschuw groeien.
      Vergeefs probeert hij weer overeind te komen. Met een dreigende hand in zijn nek houdt zijn opponent hem tegen.
      Naar een belager opkijken, bezorgt je een kleinerend, onaangenaam gevoel. Vanuit kikkerperspectief verandert je
belager in een reus, breed als een gevangenispoort en stukken dreigender. Hij lijkt naar je te kijken als een obees naar een soesje, als een adder naar een worm.
      ‘Houd je niet van de domme,’ zegt Zwart Pak terwijl hij in Florians schouderpees knijpt als een aankoper in het monster van een lading fruit.
      ‘Ik weet niet… Au!’
      ‘Dat weet je best.’
      Het is alsof zijn monnikskapspier in een tang wordt vastgeklemd. Een tel later begint Florians biceps te tintelen.
      ‘Au! Geen idee. Au! Ik snap het niet.’
      ‘Je snapt het niet?’
      De warme adem van Zwart Pak strijkt over Florians voorhoofd.
      ‘Weet je ’t zeker?’ Hij trekt zijn wenkbrauwen op alsof hij aan Florians verstand twijfelt.
      ‘Nee, ja,’ zegt Florian voordat hij beseft dat hij überhaupt beter niet kan antwoorden op retorische vragen.
      ‘Nee? Ja?’
      ‘Au! Au!’

Een passant vertraagt.
      De man is van middelbare leeftijd en heeft cardiovasculaire problemen. Hij doet, op aanraden van de medisch specialist, dagelijks een lange promenade met behulp van wandelstokken. Ook vandaag zal zijn stappenteller de mijlpaal van tienduizend stappen bereiken. Bij het zien van het tafereel worden zijn reeds verhitte wangen nog roziger van achterdocht.
      De wandelaar blijft als een zoutpilaar staan.
      Vijf jaar geleden werd hij slachtoffer van een beroving. Op klaarlichte dag, op straat! Geen mens kwam tussenbeide. Het was een afschuwelijke ervaring. Het doet de man nog steeds pijn dat niemand het de moeite waard vond om te reageren. We leven in de eenentwintigste eeuw en mensen weten niet meer wat goed en fout is. Of ze weten het wel, maar ze willen het niet weten. Eindeloos frustrerend.
      Als ervaringsdeskundige vermoedt de nordic walker dat er wel eens meer aan de hand zou kunnen zijn dan een valpartij. 
      Hij maakt aanstalten om dichterbij te komen. ‘Alles goed?’ vraagt hij terwijl hij beide mannen onderzoekend aankijkt.
      Zwart Pak forceert een grijns. ‘Mijn maat struikelde.’
      Met de air van een bezorgde vriend buigt Zwart Pak zich over Florian, steekt zijn hand naar hem uit en helpt hem overeind.
      De passant, de mond geopend als een vis, kijkt nieuwsgierig om uit te vinden of Zwart Pak de waarheid spreekt.
      Burgers die zich met zaken bemoeien die hen niets aangaan, vind je overal, denkt Zwart Pak, een keiharde blik in de richting van de nieuwsgierigaard zendend. Flikker toch op! 
      De wenk heeft als resultaat dat de wandelaar zijn haren te berge voelt rijzen. Hij sluit zijn mond, slaat de ogen neer en
grijpt haastig naar de wandelstokken. Met versnelde pas maakt hij dat hij wegkomt.
      Zelfs als Zwart Pak op een cycloop had geleken, zou hij later zweren dat hij geen bijzondere kenmerken opmerkte.

‘Hoe heb je me gevonden?’ vraagt Florian.
      Zoals hem aangeleerd werd, veranderde hij regelmatig van naam en van adres en liet telkenmale zo weinig mogelijk sporen na. 
      ‘Iedereen is traceerbaar. Geduld. Toeval. Google, sociale media als Twitter en Instagram. Mensen posten foto’s alsof er
geen grens aan hun ijdelheid is.’
      Intussen zijn aan de overkant van de straat twee verkoopsters verschenen. Arm in arm en schel lachend lopen ze van het ene winkelpand van hun keten naar het andere. Ze gunnen de mannen een steelse blik, maar tonen hun eventuele gedachten niet.
      ‘Laten we ergens verder praten waar het rustiger is,’ slaat Zwart Pak een amicale toon aan. Hij raakt Florian bij de elleboog aan en gebaart in de richting van een zijstraat. 
      Florian stribbelt tegen en Zwart Pak zwijmelt een beetje, waardoor het lijkt dat ze te veel gedronken hebben. Niet ongebruikelijk in een stad waar horeca een van de pijlers uitmaakt.
      Terwijl de weinige voorbijgangers zich omdraaien om te zien of het tweetal in orde is, slaan ze de hoek om en verdwijnen daar uit het zicht.

In de zijstraat is het rustig.
      Florian veegt het vuil van zijn spijkerbroek en staart naar Zwart Pak.
      Die kijkt in de rondte om er zeker van te zijn dat niemand nog meeluistert. Zodra hij merkt dat zulks niet het geval is,
zegt de veertiger: ‘Kerel, wie afspraken maakt, moet ze nakomen.’
      Florian had nooit gestaan waar hij nu staat als hij zich almaar aan de regels had gehouden. ‘Schone handen, lege
maag,’ mompelt hij om toch maar iets te zeggen, tijd te rekken. Hij voelt zich als een acteur in een film waarin hij willens nillens de rol van het slachtoffer speelt. Voorlopig houdt vooral de vraag hem bezig of hij aan het begin dan wel aan het eind het gelag zal betalen.
      ‘Je denkt dat je anderen kunt behandelen zoals het jou uitkomt, is het niet?’ Zwart Pak glimlacht spijtig, alsof Florian
hem heeft teleurgesteld. ‘Je moet de leverancier betalen voor wat hij geeft en de klant geven waarvoor hij betaalt.’
      ‘De handen werken, maar het hoofd voedt. Ik ben ermee bezig.’
      ‘Ik ben niet zo goed in die nonsensuitdrukkingen uit dat kutland waar jij vandaan komt,’ zegt Zwart Pak laagdunkend.
Hij snuift. ‘Wat dacht je van deze: het geld van mijn opdrachtgever is geen mest om op jouw akker uit te strooien. Betaal!
Zorg dat het in orde komt! Begrijp je wat ik bedoel?’
      Het is geen vraag, maar een opmerking waarmee de inleidende discussie wordt afgesloten en een handgemeen van start dreigt te gaan.
      Intussen is Zwart Pak nog dichterbij gekomen, waardoor hij de persoonlijke ruimte van de tegenstrever binnendringt.
      Wat moet Florian nu doen? 
      De vraag is wat hij in deze beangstigende, benauwende positie überhaupt kan doen.

Als de rede faalt, ga je over tot geweld.
      In het Avondland verwaterde die regel. Wie het goed heeft, wordt week. Westerlingen zijn vergeten dat hun voorouders vochten om rijkdom te verwerven en dat het nu aan hen is om te knokken om die weelde te behouden. Andere landen willen immers terugwinnen wat van hen was, of op hun beurt andere gebieden veroveren. Elders is de maatschappij nog niet vergeven van de watjes.
      De dertiger slaat zijn rechterarm rond de hals van Zwart Pak en duwt met de linkerknie in zijn rug.
      Een verrassingsaanval. Op die manier krijg je je tegenstrever het makkelijkst op de grond. Zo heeft hij het op de speelplaats van de lagere school geleerd. Toen werkte het, want in die tijd was een gevecht gewonnen of verloren als je de ander tegen de grond kreeg, of daar zelf lag te spartelen. Nu slaat het amper ergens op. Het is alsof Florian met twee lucifers een bocht in een boom probeert te forceren.
      Zwart Pak is niet bijzonder onder de indruk van de aanval. De tegenstander gaat niet door de knieën, zijn rug plooit niet. Zelfs geen beetje.
      Integendeel, de veertiger gaat in de tegenaanval.
      Nog voordat Florian in de gaten heeft wat er gebeurt, knalt een vuist tegen zijn kin en treft een andere hem in de zij. Hij wankelt, lost zijn greep, krijgt een extra duw, valt en slaat met zijn onderrug tegen de stoeprand.
      Er is een scheurend geluid te horen – een combinatie van een klittenband die wordt losgetrokken en een nagel die een lange kras in de lak van een wagen trekt.
      Florian jammert het uit. Hij is niet in staat om op te staan of zich zelfs maar te verroeren.
      ‘Gaat het?’ vraagt zijn opponent enigszins geschrokken.
      ‘Jawel. Ik ben alleen zo…’
      ‘Laat dit een les en een serieuze waarschuwing zijn. Betaal je schulden af! Ik ga het hierbij houden. Beter je leven, verdomme!’
      Met die waarschuwing lijkt Zwart Pak genoegen te nemen, want meteen daarna nokt hij af. Zijn gezicht staat, op een
bezorgde blik in zijn ogen na, weer neutraal.

Terwijl hij Zwart Pak ziet weglopen, voelt Florian de misselijkheid weer opkomen.
      Hij knippert met zijn ogen, probeert zijn holle, lege blik ergens op te richten, maar het lukt niet. De dertiger beseft dat
iets niet in de haak is. Een onwerkelijk gevoel maakt zich van hem meester.
      Dit overkomt mij niet.
      Hoewel het niet zoveel pijn doet, begint er toch iets te branden in zijn middenrif. Een warme en kleverige vloeistof loopt over zijn zij, over zijn onderbuik en langs zijn benen naar beneden.
      Florian strijkt met zijn hand over zijn romp.
      Bloed. Het is donkerrood.
      Een enorme vermoeidheid dringt zijn lichaam binnen, verovert elke spier, dringt in iedere cel in. Zijn gedachten stuiteren van de ene plek naar de andere, van de man die hij is naar het kind dat hij was.
      Florian trekt zijn hemd strakker om zijn lichaam om zich te beschermen tegen de koude.
      Voor de eerste keer in lange tijd laat hij de gedachte toe die zo lang in hem heeft gesluimerd. Het verlangen om weer thuis te zijn ontluikt in hem als een mooie bloem. Alsof hij door een tunnel teruggaat in de tijd, overrompelt hem een merkwaardige connectie met zijn jeugd. Hij ruikt en voelt en ziet hoe het geweest was. Een visser houdt van het geluid van de zee, een kok van het sissen van boter in de pan. In Florians oren ruist het zoals de wind door het ruwe en bergachtige gebied waar hij opgroeide.
      Hij probeert het beeld op te roepen van zijn moeder, maar zijn geheugen laat hem in de steek.
      Mami.
      Hoe hard hij ook zijn best doet, het enige wat hij ziet is een vaag silhouet met wazige contouren.
      Ze was jong en ze was mooi en ze was warmte.
      Herinneringen uit het verleden trekken de dertiger in een zwart gat. Hij legt een hand op zijn borstkas, als om zich ervan te verzekeren dat hij nog ademt.
      Als ik hier doodga, denkt Florian, zal iemand me dan missen?

De vraag stellen is ze beantwoorden.
      Terwijl het bloed almaar trager door zijn lichaam stroomt, wordt zijn lichaam zwaarder. Dan stopt zijn hart met kloppen. Zijn geest wordt een ballon die door de wind gewichtsloos wordt opgestuwd en meegevoerd, een zeepbel die over de straten zweeft tot waar tijd en ruimte ophouden te bestaan.
      In zijn hand klemt de dode een foto van een jonge vrouw.
      Alsof ze poseert voor het Madonnaschilderij van Rafaël, houdt ze de baby op haar arm teder maar stevig vast.


Familie is altijd het probleem,
ze is je zwakte en ze is je sterkte.
Familie sloopt je en is je voorbeeld,
ze is je struikelblok en ze is je houvast.
Het belangrijkste dat je nodig hebt om familie te trotseren,
is geen goedheid, liefde of begrip. Om familie te overleven
moet je de band radicaal doorknippen.
Vernietigen.

 

De connectie tussen een moeder en haar zoon is evenwel sterk.
Mijn vader?
Nee.
Vaders zijn niet belangrijk – of lijkt dat enkel zo?
Dus: nee, hem herinner ik me niet.
Wat me wel is bijgebleven, zijn mami’s laatste woorden.

 

‘Dat moment kun jij je niet herinneren. Je was pas geboren.’
Uit onderzoek blijkt dat herinneringen pas blijvend zijn
vanaf de leeftijd van een jaar of tien. Alle herinneringen van
een vroegere leeftijd zijn tijdelijk en worden overschreven
door nieuwe gebeurtenissen.
Maar ik zweer…

 

Ik zei: ‘Mami, als jij achterblijft, weet ik niet wat ik moet doen.’
Zij antwoordde: ‘Jij bent mijn wraak voor het onrecht dat
de wereld mij aandoet. Er is geen weg terug. Er is geen plan
B, laat staan enige andere letter van het alfabet. Ga, mijn
jongen!’
Ik stak mijn hand uit, maar mami greep ze niet meer.
‘Elders is het gras groener, E ëmbël,’ moedigde ze me aan.
‘Geloof me! Groener en sterker, en sappiger, en hoger. In het
Westen woont het superras en wie wil daar geen deel van
uitmaken?’

 

Mami liet me foto’s zien. Honden met een halsband om.
Etalages vol taart. Villa’s met een zwembad.

‘Beesten vinden altijd hun weg. Niemand kan bakken zoals jij.
En om in te zwemmen schiep God toch de zee, mami?’
‘Jij weet nog niets over rijk zijn, E ëmbël. Je moet nog veel
leren. Wie de lijn trekt, heeft controle. Met geld eet je wat
lekker is. En wie een zwembad bezit, heeft de zee bij de
hand.’
‘Wanneer is het genoeg, mami?’
‘Nooit, E ëmbël. Het is nooit genoeg.’
‘Je kunt toch niet alles hebben?’
‘Misschien niet alles. Maar alles is het doel. Je zult meedogenloos
moeten zijn. Eén procent van de rijken bezit meer

dan de rest van de wereld.


Meer leesfragmenten

Leesfragment: Naakt - Mel Meliciousss

Mels ochtenden beginnen jarenlang op dezelfde manier: met de spelletjes die ze met haar vader en zus moet spelen. Mel wil niet, maar ze weet dat het enkel erger wordt als ze zich verzet. Dus Mel droomt. Over hoe ze ooit heel ver weg zal zijn van hier. Jarenlang werd Mel niet gehoord, maar nu doet ze eindelijk haar verhaal,onverbloemd. Lees hier een fragment uit Naakt.

Lees meer »

Leesfragment: Breydel - Lisa Demets

In Breydel brengt Lisa Demets de geschiedenis achter de succesvolle branding van de Brugse familie Breydel. Middeleeuwse kronieken vormen de rode draad in dit verhaal over de weg naar de macht van de beroemdste Brugse beenhouwersfamilie in de veertiende en vijftiende eeuw. Lees hier het eerste deel van de inleiding.

Lees meer »

Leesfragment: Over dit gevoel is nagedacht - Tyche Beyens

Over dit gevoel is nagedacht van Tyche Beyens is een queeste naar de liefde van vier eind-twintigers, die dat veelzijdige begrip stapsgewijs proberen te ontleden. Het is een liefdesverhaal over voelen in een eeuw waarin zo veel wordt nagedacht. Lees hier het eerste hoofdstuk uit Beyens' debuut. 

Lees meer »